Korte Mededeelingen. [Sept. 1913. Dit potentieele bomt bijv. aan den dag in: sing rüdd beclas, awit akoe ora kroengoe „wat luider! ik kan 't niet hooren". Het aceidenteele kan nog duidelijker uitgedrukt worden door keproengon. Akoo keproengon wadiné si Anoe „'t geheim van siAnoe werd door mij bij toeval afgeluisterd." Het even bedoelde kroengoe dan wordt schjjnbaar als zelfstandig werkewoord gebezigd Akoe kroengoe kabar - „mij kwam ter ooren." In akoe ngroengoe kabar, wordt de betrekking tot het object uit gedrukt. In kroengoe kabar is kabar meer als een aanvullings woord te beschouwen. Iets soortgelijks dus als bij noekoenaast toekoe, ngoedoed naast oedoed zich voordoet. Bij voorbeeld over een erg bouwvallig er uitziend huis sprekende: Siipci sing gelem noekoe omah kajd ngouo?=vWie zou wel zulk een huis willen koopen"f (het „huis" begint in de gedachte op den voorgrond te treden). Sdpci arep toekoe omah? „Wie wil een huis koopen?" (Er is hier aan het huis niets bijzonders, het „wie" staat op den voorgrond). Bapaq lagi oedoed sroetoe „Papa is aan 't rooken (aan 'tsigaren- rooken)." Akoe ngoedoed stoetoenv bapaq „Ik rook vaders sigaren." Yan roengoe verdienen nog een paar afleidingen vermelding. lïoengon goed van gehoor, b. v. botjah ikoe koq roengon temen; roengonen of kamiroengonen „voortdurend blijven hooren," een deuntje bijv. niet kunnen kwijt raken. Saka demenkoe ngroengoq- aké larasé gamelan, nganti saiki isih roengonen bat: „Doordat ik met zooveel voorliefde naar de melodieën van de gamelan ge luisterd heb, hoor ik ze nu nog aldoor in mijn verbeelding." Fa- ngroengoe is „het aanhooren," de „wijze van aanhooren." Awit olèhkoe loenggoeh kadohan, pangroengoekoe koerang tjetd „Daar ik te veraf zit, kan ik niet duidelijk hooren (is mijn aanhooren niet duidelijk genoeg)." Apa sing digoenem is „waarover werd gesproken"; met suffix Supu sing digoenemi (remboegi) „over wien had je het goeneman wordt als afkorting van gegoeneman gebezigd voor „te zamen aan 't praten zijn." Adja goeneman ana kono „zit daar niet te babbelen." S. Inggih toewan, katah ing- kang dipoen - rembsg, angginem kawontenanipoen tijang ing iloesoe- nipoen, anggèning sami kirang ten- trem awit sabing wontenipoen kra- maD, poen&pa déné njarijosaken ka- wontenaning paril kraman waoe. T. O. Sepijoen, iki koq wisnga- repaké soeroep, ajo p&dil bali, meng- ko ditoetoegaké olèhé goeneman. S. Inggih, mangga. S. Ja, mijnheer, er is heel wat besproken, wij praatten over de toestanden op zijn dorp, waar on rust heerscht, doordat er rebellen zijn, en hij vertelde hoe het met die rebellen stond. O. Wel spion, de avond begint al te vallen ('t loopt tegen zonson dergang), kom laten wij maar naar huis gaan, dan kunnen we aan stonds ons gesprek voortzetten. S. Goed, mijnheer, zooals u wilt. I. M. T. 1913. 63. 937

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 83