Korte Mededeelingen. [Sept. 1913. met-dienst doende, of niet-beambte personen. Echter kan het in dit geval niet dienen, daar er bepaaldelijk „niet meer in dienst zijn den "onder zou worden begrepen Apa kowé isih dadi koempeni? Oraakoe saiki wis préman. „Zijt ge nog in dienst? Neen ik ben reeds burger." sado préman staat tegen over sado andong 't eerste is een eigen", een „privé" voertuig, 't tweede wacht op een vrachtje. Van een officier in burgerkleeren heet het ngang- go sandangan préman. Wonten lcalih atoes -er zijn er tweehonderdkalih atoes wonten wil zeggen: „'n tweehonderdtal, omstreeks twee honderd, zijn er zeker wel." Ditzelfde wordt uitgedrukt door kajd-kSjd, Kados-kados: „Er zullen wel twee honderd zijn"= rong atoes k&ja-kdja unci. .Omstreeks" kan overigens weergegeven worden met kird-kira Kinten-kintenof door pandoegakoePandoegi koeld en ook door koerang-loewihKirang-langkoeng rplus-minus T. Obroes: Moenggoeh gegamané arceplt &p& baé? Sepijven: Dedamelipoen warni- warni, kedjawi dedamel asahan ing- gih wonten sandjatanipoen. Overste: Wat voor wapens voeren ze wel Spion: Verschillende soorten (van wapens), behalve blanke wapens ook geweren. asahan beduidt letterlijk „wat geslepen is", hieronder vallen dus „zwaarden"= pedangSabet en kléwang.grasmessen" arit, „kapmes benclo of gobang, met „houten scheede" wr&ngka of „houten schoen"; „bijl, strijdbijl" kampaq en wadomg, (de eerste met den steel of garan in het ijzer vastgezet, de tweede met een hechting van leeren riempjes, op de wijze van de petèl of dissel), „Soeodasche kapmessen" goloq. „Slijpen" is ngasah of ngoengkal. Een ronde slijpsteen heet goerinda, en het aanzetten op zoo'n draaisteen anggrinda. De naam van een platte slijpsteen is woèngkal. De wapensmid heetpandé en zijn werkplaats pandéjan. Eene smidse, waar allerlei werk wordt uitgevoerd heet gosali (op Oost-Java: besali). Een bekende spreekwijs om „onkwetsbaarheid" kedotan aan te ge ven is ora tedas tapaqpaloening pandé lan sisaning garinda „geen blanke wapens (n. 1. al wat het spoor van hamerslag draagt, en overschoot op de slijpsteen) kunnen hem deeron. Het „er in gaan" van een wapen heet mempan of teélas\ „ongedeerd gebleven' ora tedas of ora pasah. De wetenschap der onkwetsbaarmakiug heet ngèlmoe kanoeragan, welke naam ('Skr. anoeraga - „de begeerten onderworpen hebben, begeerteloos zijn") er op wijst dat oorspron kelijk op een heele andere onkwetsbaarheid dan stoffelijke onver- wondbaarheid gedoeld werd. Kanoeragan was dan ook eigenlijk een eigenschap van heilige lieden en kluizenaars of hermieten, en niet van krijgers. De overdracht van beteekenis laat zich verklaren uit religieuse aphorismen als bijv. uit de Bhagawat Gita, „het Heilands lied" bekend zijn, waar van de ziel van den mensch gezegd wordt 939

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 85