Korte Mededeelingen. Punt 79 (6) der G. 5. [Sept. 1913. Karte von Siidwesi-Duilschlcind, 1250 OOO. De kaart strekt zich uit tot Metz, is uitgevoerd in kopergravure en telt 25 bladen, die ontstaan zijn door de verkleining van negen 1 50 000 bladen. Zij is geheel bewerkt in het zwart met terreinvoor stelling door arceeringen. De op de Adriatiscbe zee betrekking heb bende hoogtegetallen zijn uitgedrukt in Beiersche roeden (een roede 2.919 M.) De kaart wordt bijgehouden voor zoover het wegennet betreft. Höhenschichtekarte von Bai/ern, '1250 000. De eerste uitgave van deze kaart is photolithografiseh gereprodu ceerd, met hoogtelijnen voor het hooggebergte op 100, overigens op 50 M. afstand. Boven 100 M. zijn de hoogtegordels in kleuren voor gesteld, van 200 tot 300 M. lichtgeel, dan tot 400 M. donkergeel, tot 500 M. rose, tot G00 M. lichtgrijs, tot 700 M. groen, tot 900 M. donkergrijs, tot 1200 M. bruin, tot 1600 violet, tot 2000 M. karmijn rood, tot 2500 M. donkerbruin, tot 3000 M. blauw. In de nieuwere uitgave zijn de 100 M. hoogtelijnen duidelijker zichtbaar en de 500 M. hoogtelijnon aangedikt. De kleuren wisselen om de 500 M., tot 500 M. groen, dan achtereenvolgens geel, bruin, roodbruiu, donkerrood. Naar aanleiding van het besluit genomen in een in 1878 gehouden conferentie der Bondstaten, kreeg Beieren tachtig bladen van de „Karte des Deutsches Reiches" op 1 100000 voor zijne rekening. Deze kaarten kwamen in 1902 gereed, zij zijn bewerkt in de polyederpro jectie, voor de behoorlijke aansluiting moest rekening gehouden wor den met de nieuw bepaalde ligging van de orienteeringspunten van Pruisen eenerzijds, van Beieren anderzijds. J. van Rook. Na lezing van het stukje: „Gevechtshandleiding" van den heer Kilian in de Juni atlevering van het I. M. T. schaar ik mij onder de bestrijders bedoeld door de redactie van het tijdschrift in haar Naschrift op dat stukje. Ik moet echter bekennen, dat de heer Kilian het even- tueele bestrijders niet gemakkelijk maakt. Wat toch is het geval? De heer Kilian vindt het verkeerd dat punt 79 (6) voorschrijft: „Mitrailleurs zullen in deze periode (hoofdaanval) van den strijd krachtig moeten medewerken door van uit een gunstig gekozen stelling den aanval met hun vuur te begeleiden, daarbij in het bijzonder hunne werkzaamheid richtende tegen oprukkende reserves." Daarna betoogt de heer Kilian a. de taak der mitrailleurs is het steunen der eigen infanterie in het verkrijgen van vuuroverwicht op den verdediger, dus moeten zij vuren op de vurende linie van den vijand. b. bij den hoofdaanval zijn de oprukkende reserves van den vijand niet het meest gevaarlijk voor den aanvaller, terwijl van een vernieti gende uitwerking op oprukkende reserves in de meeste gevallen geen sprake zijn zal. 945

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 91