Sept. 1913.] Kojrte Mededeelingen. 6. In den korten tijd, welke voor de opleiding beschikbaar is, moet veel en velerlei onderwezen worden. Uitgaande van de eischen, die de werkelijkheid stelt, zullen de onderwijzers zorgvuldig overwegen, aan welk onderwerp de meeste tijd moet besteed worden; in verband daarmede, met de beschikbare leermiddelen, met den beschikbaren tijd en de uren, waarop de oefeningsplaatsen, enz. ter hunne beschikking zijn, maken zij een programma op, dat nauwkeurig aan den eisch van uitvoerbaarheid moet voldoen. 7. De opleiding wordt begonnen met die van den enkelen man. om daarna tot die van afdeelingen over te gaan. Alzoo, eerst, wan neer het eenvoudige goed gekend en begrepen is, begint men gelei delijk met het meer samengestelde 8. Bij de opleiding wordt rekening gehouden met de mate van kennis en het bevattingsvermogen van den man en onderscheiden tusscheu ontwikkeling van het verstand en het inprenten van zekere wetenswaardigheden. Beide moeten hand aan hand gaan, waardoor, in vereeniging met een tactvol optreden van den onderwijzer, de leer- lust van de manschappen bevorderd wordt en de uitkomsten der op leiding des te beter zullen zijn. 9. De stipte nakoming van de verplichtingen in den inwendigen en den garnizoensdienst is van groot belang voor de karaktervorming. Daarom zullen de onderwijzers zelfs kleinigheden niet over het hoofd zien, maar daarbij niet alleen controleeren, doch ook aanmoedigen. 10. Worden naar een juisten maatstaf belooningen toegekend en straften opgelegd, dan komt zulks den uitkomsten van de opleiding in hooge mate ten goede. De officieren zullen met kalmte en tact optreden en liever door goeden raad en aanmoedigiug dan door straffen op hunne manschappen invloed trachten uit te oefenen. 11. btand, betrekking, woonplaats, aanleg en karakter van den man moeten bij de opleiding in aanmerking genomen worden. De onderwijzers moeten er nauwkeurig van op de hoogte zijn en het onderricht er naar regelen. 12. Op dezelfde wijze wordt rekening gehouden met plaatselijke omstandigheden en gewoonten; de onderwijzer zal er op uit zijn goede gewoonten verder te ontwikkelen en slechte te onderdrukken. 13. Indien een meerdere opmerkt, dat een hem ondergeschikt on derwijzer fouten begaat, zal hij niet nalaten onmiddellijk in te grijpen, den onderwijzer op de gemaakte fout opmerkzaam maken en waarschuwen voor een volgende maal. Het toezicht van de meer deren op de opleiding is voor de uitkomsten daarvan van groot belang. 14. Bij de opleiding van de onderofficieren en soldaten van het actieve leger zal men zich niet uitsluitend tot militaire zaken bepalen, doch ook onderricht geven in zaken, welke hun na het verlaten van den actieven dienst van nut kunnen zijn. In het bijzonder zal den onderofficieren gelegenheid gegeven worden, om in den tijd, die niet door de militaire opleiding in beslag genomen wordt, zich voor te 952 t

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 98