[Oct. 1918.
den van (3 in beeld gebracht, terwijl de gestippelde lijn aan
geeft de voor een bepaald geval werkelijk benoodigde conec-
tiehoeken. De voor 0 2°, 0 4°, 0 6° verkregen curven
keeren hare holle zijde, de gestippelde hare bolle zijde naar
de Y-as, en het is dus bezwaarlijk, een hoek 0 te kiezen,
zóó, dat voor alle richthoeken het verschil tusschen den
gegeven en den gewenschten correctiehoek gering is.
Een tweede nadeel is het volgende. Uit form. (8): sin
cos h sin (3, blijkt, dat voor h o, 0 doch dat voor
h o, x (3 is. Plaatst men den hoekmeter dus zoo, dat
zijn vlak bij ingeschoven opzet, horizontale richtlijn en inspelen
de luchtbel ook horizontaal is, dan zal bij uitgeschoven op
zet, wanneer men dan weer de richtlijn horizontaal en de
luchtbel tot inspelen brengt, het vlak van den hoekmeter
niet meer horizontaal zijn, doch het zal a. h. w. een weinig
om de richtlijn gedraaid zijn, en wel over een hoek (3 -
Yoor i3 4° en h 45° is nu «=2049'38", dus /3—x=l°10'22".
Een gevolg van dit verschijnsel is, dat, wanneer de hoek
meter op een andere verdeeling dan 0 of 315<> gesteld
wordt, de hoogterichting daardoor tevens eenigszins wordt
gewijzigd. Bovendien zal men zijdelings niet den hoek uitzet-
ten, door den hoekmeterstand aangegeven, doch dien hoek,
herleid tot den horizon.
Het geringe bedrag van de helling van den hoekmeter, zelfs j
in het geval h 45°, dat wij als voorbeeld namen, doet dit
bezwaar jDractisch^te^jijgt.
Voordeel van de beschreven constructie is: Staat het stuk
on horizontalen bodem, en is de zielas _J_ as der raden, dan
zal, bij wijziging der hoogterichting (uitschuiven van den op
zet, draaien aan het draaiwiel voor de hoogterichting), de
luchtbel blijven inspelen, omdat de richtlijn van het libel
dan evenwijdig is aan de as van draaiing van het samenstel
kanon-wieg-richtmiddelen.
(Bij scheeven radstand, en wanneer het kanon, ten behoeve
der nauwkeurige zijdelingsche richting, uit zijn middenstand
is gebracht, gaat dit voordeel niet meer volkomen op).
973
DER MODERNE RICHTMIDDELEN.
(V