5et gebruik uan onze Caualerie
bij de Veiligheidstroepen.
in.
C. Bij de Voorposten.
In het algemeen kan aangenomen worden, dat de taak van
de veiligheidstroepen, als de Hoofdmacht in rust is, in hoofd
zaak overeenkomt met die van de voorhoede gedurende den
marsch, zoodat we dan ook zien, dat na afloop van den marsch
de voorhoede met de beveiliging van den troep belast blijft
(V. V. 87). Vergelijken we verder hetgeen als taak van de
voorposten in 81 (1) is aangegeven met de taak van de voor
hoede, dan merken we daartusschen dan ook geen essentieele
verschillen op. Beide beoogen trouwens hetzelfde, d. i. rust
te verschaffen aan de Hoofdmacht, de verkenning aan den
vijand te beletten en bovendien aan de Hoofdmacht den tijd
te verschaffen om zich gevechtsvaardig te maken. Het is
m.i. duidelijk, dat, waar de taak van de veiligheidstroepen
bij den overgang tot den rusttoestand in wezen hetzelfde
blijft, ook de voorhoedecavalerie in voorpostencavalerie ver
anderd denzelfden werkkring blijft behouden, als haar reeds
oorspronkelijk was toegewezen. Zooals de infanterie der voor
hoede de geschikte punten in het terrein uitzoekt, waar zij
de kleine ondernemingen des vijands (V. V. 81 (1)) het best
kan afwijzen, zoekt de voorpostenc<mnZerie daarvóór de meest
geschikte punten op, vanwaar zij de nadering des vijands
goed kan waarnemen en vanwaar zij zoo snel mogelijk die
nadering berichten kan. Haar „gros"' zal zich een punt in
het voorterrein uitkiezeD, van waaruit het spoedig in elke
gewenschte richting kan oprukken, ten einde de verkenning
van de vijandelijke cavalerie, wier nadering haar door voor-
en zijwaarts uitgeschoven staande patrouilles is gesignaleerd,
te beletten, in elk geval te bemoeilijken. Is zij daartoe te
98-2