Het gebruik van onze Cav.b/d veiligheidstboepeh. [Oct. 1913.
flank, de sterkte van de oprukkende afdeeling. Meestal zal
dit verkennen van twee kanten geschieden, daar het front
zoodanig wordt vrijgemaakt, dat één staande patrouille op
de andere flank van den vijand blijft. Dat ook met deze
vijandelijke afdeeling, nadat zij teruggewezen is, de voeling
bewaard blijft, behoeft geen nadere aanduiding.
Evenals voor de voorhoede cavalerie geldt voor de voor-
postencavalerie, dat zij na het invallen van de duisternis
bij de infanterie der voorposten, bijv. bij een voorposten
detachement het bivak betrekt, waarvoor door den voor-
postencommandant in zijn voorpostenbevel bevelen worden
gegeven. Dezelfde redenen klemmen daarbij, als door mij op blz.
789 voor de voorhoedecavalerie werden aangegeven. Ik kan
me dan ook niet goed voorstellen, dat er nog voorstanders
gevonden worden om onze zwakke voorpostencavalerie
(Y. Y. 93) des nachts buiten te laten en haar op deze
wijze nutteloos te verbruiken. Ik zeg nutteloos, want
waar het groote beveiligingsorgaan der cavalerie, het oog, des
nachts tot werkeloosheid is veroordeeld en dus de beveiliging
uitsluitend door gebruikmaking der vuurwapenen zou moeten
geschieden, daar vervallen m.i. alle voordeelen, die het ge
bruik van de cavalerie overdag bij de veiligheidstroepen zoo
gewenscht maakt en blijven alleen de nadeelen van groote
kwetsbaarheid gedurende den nacht en die van de ondoen
lijke verpleging van het paard over.
Daar het afzenden van oidonnansen in den nacht door het
terrein niet het voordeel van meerdere snelheid biedt, zijn de
ordonnansen aan den weg gebonden, maar dan is een wiel
rijder een snellere en zeker minder geraasmakende bericht-
overbrenger. Het meegeven van paarden bij een post leidt
tot spoedige ontdekking, daar paarden in den nacht, ook als
zij stilstaan, zich spoedig verraden door proesten, hinniken,
snuiven, vechten, en andere bewegingen, die we alle kennen,
als we des nachts met paarden in bivak zijn geweest; wordt
een post overvallen, dan is van wegkomen te paarcl toch ze
ker meerendeels geen sprake meer. Ik vermeen dus stellig
987