Beschouwingen over de bereden-artillerie. [Oct. 1913. nemende de inderdaad ook zeer geringe sterkte van het hoofd wapen. Elke brigade van ons veldleger heeft de beschikking over 12 kanonnen, hetzij veld- hetzij berggeschut. In verband met de sterkte van de infanterie geeft dit in ons leger een verhouding van ongeveer 5 vuurmonden op 1000 geweren. Deze verhouding wordt in den regel als maatstaf genomen voor de bepaling van de sterkte van de artillerie. In de legers van vreemde mogendheden loopen deze getallen zeer uiteen; het aantal vuurmonden bedraagt per 1000 man infanterie in Frankrijk 4.8, Duitschland 6 4, Engeland 5.9, Nederland 2.4, Italië 3.5 enz. Theoretisch kan worden uit gemaakt, dat in het algemeen een legerkorps over niet meer dan 6 kanonnen per 1000 geweren mag beschikken, daar de frontuitbreiding, die op het gevechtsveld door een troepen macht wordt ingenomen, te beperkt is om een opstelling van meer geschut toe te laten. Over het algemeen is men het echtei eens, dat de artilleriemacht zoo sterk mogelijk moet zijn in verband met de ruimte, die voor de opstel lingen beschikbaar is. Ook uit den oorlog in Oost-Azië valt te leeren, dat een talrijke en goede artillerie in den veld- oorlog van zeer groot belang is, want slechts dit wapen is in staat de infanterie zeker te doen zijn van het vuuroverwicht- Ter illustratie volge hier een uitspraak van Frederik II, die in Mandschureye werd bewaarheid: dasz den Feind angreifen, ohne sich die Feuerüber- legenheit gesichert zu haten, so viel sei, als wenn ein Haufen mit Stöcken gegen eine bewaffnete Truppe fechten wolle, und dasz man das Oesterreichische System einer zahlreichen Artillerie, so unbequem es auch sei, annehmen müsse Nu moet evenwel niet uit het oog worden verloren, dat bovengenoemde getallen zijn vastgesteld met het oog op in grooter verband optredende legerkorpsen. De frontuitbreiding van afzonderlijk optredende afdeelingen evenwel zal als regel veel grooter zijn, bovendien zal men bij het kiezen van bat- 1009

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 49