rdl 1° Ouerzicht uan eenige tijdschriften. flavors 1913 No. 8. De eerste drie artikelen van deze aflevering zijn alle van de hand van den res. Luit. Kol. J. C. van den Belt. Voorzeker een vruchtbare pen. Het drietal pennevruchten wordt geopend met „Schetsen uit Mant- sjoerye", waarin thaDS een aanvang wordt gemaakt met de beschrijving van het gevecht bij Wafangou. Het volgend artikel „Eeuw herinneringen is een voortzetting van de beschrijving van de gebeurtenissen van 100 jaar geleden. Ook het derde artikel, getiteld „De opleiding in het Japansche leger", is een vervolg-studie. We maakten in de voorgaande aflevering reeds gewag van dit artikel en meenden toen reeds te mogen opmer ken, dat in het Japansche leger, zonder dit ook maar eenigermate te willen onderschatten, alles wel niet zoo in de puntjes in orde zal zijn, als de meeste schrijvers wel willen doen voorkomen. Ook dit gedeelte van de studie bevat weer een bloemlezing uit cou ranten, tijdschriften en boeken over al het goede in het Japansche leger. Maar ook nu weer zouden we hier en daar een bescheiden vraagteeken willen plaatsec. Zoo b. v. bij de mededeelingen het groote uithoudingsvermogen van den troep benevens zijn vermogen om kilometers achtereen looppas te doen." Echter wordt thans ook aangehaald het vermelde in het I.M.T. van April j.l., waarin werd gewezen op de gevolgen van overtraining, op gevallen van ruwe en onbeleefde bejegening in de kazerne e.d. Wij wijzen in dit verband thans op het voorkomende in de Osta- iatische Lloyd van 15 Augustus j.l., alsmede op een kort artikel in de Japan Chronicle van 21 Augustus j 1. In laatstgenoemd artikel lezen we, dat er zich van de 300 bij een regiment opgeroepen reservisten, 35, d.i. meer dan 10 pCt., door het voorwenden van ziekte aan den dienst trachtten te onttrekken. Een drietal bleken werkelijk ziek te zijn. De le Luit. der Inf. Calkoen geeft een korte beschouwing over „De vuurleiding" in de sectie. De rechtstreeksche leiding van het vuur in de sectie berust volgens R.I. II punt 365 bij den sectie-commandant. In het meest gunstige geval, zoo zegt S., heeft de sectie nog een frontbreedte van 50 M. Ook moet de sectie-commandant zijn aandacht wijden aan de uitwerking van het vuur, zoodat het noodig is, dat hij in de leidiug van het vuur krachtdadig wordt ondersteund door zijn onderhebbende groepscommandanten. S. geeft vervolgens aan op welke wijze de groepscommandant zijn taak als hulp-vuurleider behoort te verrichten. 1052

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 92