Enkele grepen uit de theorie der moderne richtmiddelen Inleiding. Het richten bestaat in het geven van den juisten stand aan de zielas, zoowel in verticalen, als in zijdelingschen zin. Practisch bereikt men dit bij de directe richting, door de richtlijn op het doel te brengen, nadat men er voor gezorgd heeft, dat de zielas ten opzichte van de richtlijn een zoodanige ligging in de ruimte had, dat na de richting 1°. het verticale vlak, gaande door de zielas en dat, gaande door de richtlijn (resp. schootsvlak en rooivlak) een hoek met elkander maken, gelijk aan den correctiehoek, waarvan de tangens in °/00 wordt aangegeven door de normale C.D. voor den afstand, waarop gevuurd wordt; 2°. de projectie van de richtlijn op het verticale vlak, gaande door de zielas, met de zielas een hoek maakt, gelijk aan den richthoek voor dienzelfden afstand. Om nu aan de zielas de gewenschte ligging te geven, is het voldoende, wanneer men een willekeurige, aan de zielas evenwijdige, en hiermee vast verbonden rechte lijn die ligging geeft. Zulk een aan de zielas steeds evenwijdige kiezen wij zoo, dat zij gaat door het middelpunt O (fig. 1) van den cirkel, waar van de as van de opzetstang SZ deel uitmaakt, evenals de as van de doorboring van het opzethuis. Bij modern geschut is die evenwijdige SO de as van draaiing der richtmiddelen. Beschrijven we nu een bol met O als middelpunt en OS als straal, en onderstellen we, dat Z met O in één horizon taal vlak ligt, m. a. w. dat de terreinhoek 0 wordt on dersteld. 969 1) Voor verdere studie wordt verwezen naar: Ritter von Eberhard-Das Wesen der modernen Visiervorrichtungen der Land-Artillerie". I. M. T. 1913. 65.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 9