Oct. 1913.] Het eeuwfeest onzer onafhankelijkheid.
het één-en-ondeelbaar aan het Moederland gesmeed, dank zij
het zelfbewuste optreden van krachtige staatslieden en amb
tenaren en de voortvarende actie van een klein, doch pittig
leger. Geen bewoond oord meer, dat niet in hoogere of min
dere mate den invloed van ons bestuur ondervindt. Wat
vóór kort nog slechts in naam Nederlandsch gebied heette, is
het thans inderdaad, ten voordeele van der inlandsche vol
keren ontwikkeling, die voor een vrij zelfbestuur nog aller
minst rijp zijn. De tijden zijn voorbij dat van het leger
groote krachtsinspanning voor de handhaving van orde en
rust werd geëischt, dat de „scherpgepunte bajonet den breed-
uitgespreiden pajong zoo menigmaal moest overschaduwen",
en hoezeer de actieloosheid voor het leger valt te betreuren,
dat juist door veelvuldige en veelsoortige krijgservaring zijne
pittige waarde kreeg, moet de algemeene ordetoestand, het
einddoel toch ook van elk militair optreden, met voldoening
worden erkend.
Begrijpelijk is het, dat een onschatbaar Koloniaal bezit als
Insulinde in dezen tijd van toenemend internationaal leven
en streven der volkeren, ons zwaardere verplichting oplegt
dan voorheen. Gelukkig hebben onze staatslieden de dreiging
der kanonnen, ondanks alle vredesbeweging ons immer nader
omringend, verstaan en den vóóravond doen vallen van groote
besluiten en gewichtige veranderingen ten opzichte der strijd
middelen.
De defensie van Nederlandsch-Indië moet op zoodanige leest
geschoeid zijn, dat de handhaving onzer souvereiniteit in elk
gebiedsdeel mogelijk zij.
Zoo sprak met rustige overtuiging van de weerkracht der
natie de staatscommissie en een ieder, die zich Nederland niet
denken kan of wil zonder Indië, zal met den innigen wensch
1078
1) Woorden van wijlen den bekenden Luit. Kol., Commt. der Bat. Schutterij,
Penn bij het officieele afscheidsdiner in Concordia aan de naar Lombok ver
trekkende officieren, 1894.