VJl-v
Cöüolerie bij de achterhoede.
WilW
xSY.
Het is een gelukkig verschijnsel te noemen, dat in de laat
ste jaren van de zijde der Cavalerie moeite wordt gedaan
zich zelve klaarheid te verschaffen over de wijze, hoe zij haar
moeilijke taak in oorlogstijd zal moeten volbrengen, en dat
enkele Officieren den moed hadden hunne denkbeelden publiek
eigendom te maken, ook al zijn deze in strijd met wat de
voorschriften prediken. Hoe verdienstelijk de samenstelling
daarvan ook moge wezen, kunnen zij op geen volmaaktheid
bogen en zijn de bewerkers, wat het Cavaleristische deel
aangaat, te veel in de leer gegaan bij buitenlandsche voorschrif
ten, daarbij te weinig rekening houdende met onze zeer
zwakke Cavalerie en de eigenaardigheid onzer Indische terrei
nen.
Mijn collega J. Jde Wit heeft terecht het noodig geooi-
deeld, eens wat verder in te gaan op het gebruik van Cavalerie
bij de voorhoede, de achterhoede en de voorposten, dan mogelijk
is in een velddienstvoorschrift. De algemeene bijval, welken
deze artikelen van de zijde der Infanterie ondervinden, is een
bewijs, dat zijn arbeid geen overbodige is. Waar ik dan ook zal
trachten aan te toonen, dat hij in enkele opzichten te wei
nig rekening houdt met de realiteit, wensch ik mijn ideeën niet
te plaatsen tegenover, maar naast de zijne en hoop ik zoo
doende geen pennestrijd te doen ontstaan, maar een \rucht-
bare gedachten wisseling, welke het geheele leger ten goede
zal komen.
Om bijzondere redenen wensch ik eerst het tweede arti
kel van den Ritmeester de Wit, cavalerie bij de achterhoede,
te bespreken.
Laat mij beginnen met op te merken, dat ik 't volkomen
eens ben met het V. V. 74(1). Inderdaad heeft de achterhoede
uitsluitend tot taak de rechtstreeksche vervolging te vertra-
1091