nogmoals het I. HI, T, ueroordeeld. sd£*
Geachte Redacteur.
Wil mij toestaan eenige beschouwingen toe te voegen aan
hetgeen door U reeds is te berde gebracht naar aanleiding van
het voorstel van den Secretaris der Ind. Krijgskundige
Yereeniging, om door die Yereeniging een eigen tijdschrift te
doen uitgeven. Het zij mij daarbij tevens vergund het door
bedoelden voorsteller aangevoerde meer op den voet te volgen,
dan door U werd gedaan, daar daarin nog wel het een en ander
wordt aangetroffen, dat voor nadere bespreking vatbaar is.
Eerstens vraag ik mij dan af, wat wel de bedoeling geweest
is bij die verschillende officieren, door wie het denkbeeld is
geopperd om door de Ind. Krijgskundige Yereeniging een eigen
tijdschrift te doen uitgeven. Was deze het uitoefenen van
een meer of minder ongunstige critiek op het Ind. Mil.
Tijdschrift, waaruit bleek dat in de plaats daarvan een ander
militair periodiek gewenscht werd, dan wel een aansporing
aan eerstgenoemde Vereeniging om, behalve de thans reeds door
haar uitgegeven verslagen van voordrachten en debatten, nog
periodiek artikelen te publiceeren, waarmede de wetenschap en
dus ook de haar beoefenende instelling gebaat zoudemworden
Deze vraag zal zeker allereerst beantwoord behooren te
worden, vóór en aleer er door de Ind. Krijgskundige Ver
eeniging uitvoering zal mogen worden gegeven aan de voor
stellen, die eventueel de door haar aangestelde commissie zal
doen. En daarom is het wenschelijk, dat die officieren, zij het
desnoods zonder vermelding van hun naam, vooraf hun denk
beelden dienaangaande te kennen geven; dan weten zoowel
de leden der Krijgskundige Yereeniging als de abonné's van
het I. M. T. waar het eigenlijk om gaat, of wel, wat met het
opperen van hun denkbeeld beoogd wordt.
Uit het verslag toch meen ik meer de ideeën van den Heer
Sieburgh zelf te moeten lezen.
I. M. T. 1913 71. 1065