Oct. 1913.] Cavalerie bij de achterhoede.
in het vuur van zijn bet oog, over het hoofd gezien, dat ik het
uitsluitend had over de achterhoede cavalerie en dus de be
spreking van het optreden van zelfstandige cavalerieafdeelingen
geheel buiten het kader van mijn artikel valt. Ook bij de 3
punten, die de heer Boon aan zflne achterhoedecavalerie ter
uitwerking geeft, mis ik dat voelinghouden met 's vijands
hoofdmacht en eischt dus dit punt geen verdere discussie.
Zijn artikel vervolgende, bestrijdt de heer Boon mijne op
vatting, dat de achterhoedecavalerie ook verplicht zou zijn
om de wegen, waarlangs eene evenwijdige vervolging zou
kunnen plaats hebben, te bewaken, die vervolging te onder
kennen en hiervan te berichten ('olz. 908 sub 3e) en wel op
grond van het volgende:
le. noch de cavalerie (zwakke achterhoedecavalerie), noch
de achterhoede, noch de hoofdcolonne zal den evenwijdigen
marsch van dergelijke snel omhalende troepen kunnen be
letten
2e. als men over geen noemenswaardige ruiterij beschikt,
is tegen de indirecte vervolging toch niets te doen en dient
het bericht daarvan alleen om den Colonne Comdt. zekerheid te
verschaffen omtrent iets, wat tot voor dien slechts een
angstig vermoeden bij hem was;
3e. de vervolger zal alleen tot de indirecte vervolging
overgaan, als hij over betrekkelijk sterke Cavalerie voor dat
doel beschiktis dat niet het geval, dan zal de indirecte
vervolging slechts de uitwerking hebben van een speldeprik
waarvan de aanvaller dus afziet om den terugtrekkenden
vijand middels de directe vervolging een bajonetsteek te kunnen
toebrengen.
Beschouwen we eerst de laatste stelling, dan zou ik willen
opmerken, dat ook speldeprikken doodelijk kunnen zijn, als
ze diep genoeg in edele deelen worden toegebracht en daar een
troepenmacht zonder trein niet leven kan, beschouw ik het bezit
van dit zeer kwetsbare element als eene levensvoorwaarde.
1106