[Oct. 1913. Zijn taktische voorschriften en
is, en dat een andere opvatting slechts kan worden goed
gepraat met letterzifterij.
Toch wagen we het eene andere opvatting te huldigen, zon
der dat daarbij naar onze meening van eenige letterzifterij
sprake behoeft te zijn.
We lezen uit ons V. V. alléén, dat de ophelderingsdienst in
't algemeen aan afzonderlijke afdeelingen wordt opgedragen en
dat de indeeling van cavalerie bij eene brigade (V.V. punt 2)
of een detachement in de eerste plaats ten doel heeft, om daardoor
te voorzien in de behoeften voor de rechtstreeksche beveiliging.
Beschikt een colonne-commandant over 50 man cavalerie
en 10 man zijn benoodigd voor den veiligheidsdienst, welnu,
hij neemt weer in de eerste -plaats die 10 man en gebruikt de
rest voor wat anders.
Aldus zouden we de bedoeling van punt 53(1) V.V. willen
opvatten,
We kunnen ons voorstellen, dat bij de voorhoede geen ca
valerie kan worden gebruikt, en is deze dan niet voor iets
anders noodig, dan marcheert ze bij de hoofdmacht. En toch
blijft de algemeene regel van kracht.
Maar er is meer, dat voor onze meening pleit. De comman
dant van eene troepenafdeeling, die voor de rechtstreeksche
beveiliging een 1/2 peloton cavalerie voldoende acht, maai
er op grond van het reeds aangehaalde punt één peloton voor
indeelt, komt in strijd met punt 60 Y. V, handelende over
de samenstelling van de veiligheidstroepen, en waarvan de
laatste zinsnede luidt: „als algemeen beginsel geldt, dat daar
voor niet meer troepen worden aangewezen dan noodzakelijk."
Sterker drukt zich nog punt 33 Y. V. uit, waar wordt
vermeld, dat voor den ophelderingsdienst en voor den veilig
heidsdienst niet meer troepen moeten worden aangewezen,
dan de vervulling van de hun opgedragen taak beslist vordert.
En zoo zouden we ter versterking van ons betoog misschien
nog andere punten van ons V. V. kunnen aanhalen, b.v. 66
(3) en 67 (1), maar we meenen met het bovenstaande te moeten
volstaan.
1114