We wilden het in 't bijzonder n.i. hebben over de beden- kelijke gevolgen, welke punt 53 (1) V. V. volgens den Heer de Wit voor de praktijk heeft gehad. Lezen we toch op blz 780: „Bij een directe vervolging „zag ik de ingedeelde cavalerie belasten met de directe be veiliging van de vervolgende colonne; bij een opdracht, om „een afgedrongen detachement van den geslagen vijand op te sporenzag ik de helft der ingedeelde cavalerie gebruiken „voor de rechtstreeksche beveiliging. Zouden de betrokken „commandanten ook tot deze aanwending zijn gekomen, indien „punt 53 anders gesteld ware?" De Heer de Wit oppert hier vragenderwijs een vermoeden, dat naar onze meening niets bewijst tegen het V. V., maar alles tegen bedoelde commandanten. We zouden toch hier het geval hebben, dat een colonne commandant, aan wien de uitvoering van een bepaalde taak is opgedragen, zich laat weerhouden om de daarvoor naar zijn oordeel meest juiste maatregelen te nemen, omdat hij vermeent daardoor in strijd te komen met een alinea uit het Y. Y. Hier zou dus het Y. V. als vijandig element zijn opgetre den, hier zou men misschien geneigd zijn te erkennen, dat een taktisch voorschrift gevaarlijk kan zijn. Maar dan schuilt datzelfde gevaar immers ook in elk tak- tiekboek. Is een troepencommandant er van overtuigd, dat het welslagen van de hem opgedragen taak bepaalde maatrege len van hem eischt, dan rust ook op hem de plicht die maatregelen te nemen. Zijn taktisch oordeel moet dan zijn eenig voorschrift zijn. Op dat oogenblik toch heeft het V. V. afgedaan. Men leide daaruit niet af, dat dus ook geen intensieve kennis van dat voorschrift vereischt wordt. Integendeel. Hoe intensiever die kennis, d. w. z. hoe beter men van alles het hoe en het waarom weet, des te minder zullen bepaalde pun ten van het voorschrift ons kunnen binden. 1115 HANDLEIDINGEN GEVAARLIJK? [Oct. 1913.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 55