Oct. 1913.] Eenige beschouwingen over de
wijdt aan de geheele veidversterkingskunst niet meer dan
drie bladzijden, ten deele zelfs reeds eenigszins uit den tijd. 1)
Punt 20 van dezen leidraad stelt aan de officieren beter
zou het zijn aan iederen sectiecommandant zeer hooge
eischen en met recht; doch om aan deze eischen te kunnen
voldoen, is het noodig om zich voortdurend op de hoogte te
houden van de nieuwere begrippen, die zich ook op het ge
bied der veidversterkingskunst in de laatste jaren baan
breken.
En omdat nu onze Infanterie een modern voorschrift over
dit onderdeel der krijgswetenschap mist, leek het ons ge-
wenscht om in het hieronder volgende eenige beschouwingen
aan de veidversterkingskunst te wijden en wel met name aan
de dekkingen voor Infanterie, zooals die door eenen verde
diger zullen worden toegepast.
Dekkingen uoor Infanterie.
In het algemeen is het doel van iedere verdediging den
vijand de nadering te bemoeilijken en hem te beletten in de
stelling te dringen. Het voornaamste middel daartoe is het
eigen vuur. De versterkingen, die de verdediger aanbrengt,
moeten dus in de eerste plaats berekend zijn op eene goede vuur-
uitwerkingDeze is gewaarborgd door een goed schootsveld en
een ruim uitzicht. Daarbij moet er naar gestreefd worden, om
de hoogte van de vuurlijn zoo laag mogelijk boven het maai
veld te houden ter wille van de bestrekenheid der banen en
ook om de eigen opstelling te verbergen. Al dadelijk blijkt
dan, dat de beide eischen, goed uitzicht en lage vuurlijn, met
elkander in strijd zijn, zoodat in deze, de juiste middenweg
gekozen moet worden.
In het algemeen wordt als eisch gestelddat de vuurlijn zóó
laag moet worden genomenals met een goed uitzicht maar
eenigszins in overeenstemming is te brengen.
1120
fligemeene beschouwingen.
(1) Zie Leidraad voor de pionieroefeningen punt 20 t/m 22.