Veldversterkingskünst. [Oct.. 1913.
Toch is het naar onze meening niet noodig en ook niet
gewenscht de sectiecommandanten bij het vastleggen van
het tracé voor hun eigen sectie geheel uit te schakelen.
En bepaald verkeerd zouden wij het vinden, wanneer zij
in de keuze van het meest gewenschte profiel niet geheel
vrij werden gelaten.
Men zou hen daardoor maken tot uitsluitend technische
uitvoerders en daarmede niet voldoende partij trekken van
de ook bij hen aanwezige tactische ontwikkeling.
Op zich zelf zou dat natuurlijk niets zijn, als de compagnies
commandant in de mogelijkheid verkeerde om alles in zijn
vak zelf te kunnen regelen, doch dan zou er zooveel van hem
gevergd worden, dat daarmede zeer zeker een gedeelte kostbare
tijd verloren zou gaan.
De factor tijd is vooral bij vluchtige veldversterkingen eene
zeer belangrijke; het streven moet er daarom op gericht zijn
om geen tijd verloren te laten gaan en dit streven wordt in
de haud gewerkt door de zoo juist beschreven medewerking
der sectiecommandanten.
We stellen ons daarom de taak der sectiecommandanten
als volgt voor:
Eenmaal de opdracht bekomen hebbende om op een door den
compagniescommandant aangewezen plaats voor zijne sectie
eene loopgraaf voor staande schutters te maken, gaat hij na,
strevende naar eene zoo laag mogelijke vuurlijn, hoe hoog
het relief van zijn loopgraaf zal moeten worden. Blijkt hem,
dat hij door eene kleine voorwaartsche verplaatsing bijv. 5 M.
eene lagere vuurlijn kan krijgen, dan zal hij daarvan gebruik
moeten maken, mits hij natuurlijk daardoor zijne nevenaf-
deelingen niet hindert en zelf ook niet gehinderd kan
worden.
Is de hoogte van de vuurlijn op de door den compagnies
commandant aangewezen plaats of in de onmiddellijke nabijheid
daarvan, éénmaal vastgesteld, dan kan eerst daaruit het profiel,
in verband met de grondgesteldheid en aanslaghoogte, worden
afgeleid.
1125