Veldversterkingskunst. [Oct. 1913.
loopgraaf, een open gedeelte over, dat benut kan woiden om
gemakkelijker een partieelen tegenstoot uit te voeren.
Verder vermijdt men daarmede den aanleg van traversen,
die in eene lange loopgraaf noodig zijn tegen echarpeer- en
enfileervuur en tegen de breedtewerking van aitillerievuur,
in het bijzonder van brisantgranaten, die ter hoogte van de
loopgraaf springen.
Wanneer, nadat de loopgraven gereed zijn, nog tijd beschik
baar is, kan men nog altijd, wanneer dat wenschelijk blijkt,
twee stukken loopgraaf met elkander in gemeenschap brengen
door het maken van eene smalle verbindingsgang.
Volledigheidshalve, doch zonder daar verder op in te gaan,
vermelden we hier nog even de aanwezigheid der afwach-
tingsdekkingen, ook weer voor geen grootere afdeeling dan
eene sectie, op niet meer dan 50 M achter de lijn van weer
stand x) en van waaruit gelegenheid moet bestaan om gemakke
lijk, zoo mogelijk gedekt, naar alle richtingen op te rukken, in de
eerste plaats tot verlengen of versterken van de tirailleurlinie.
Het verlengen of versterken van de tirailleurlinie geschiedt
dan gewoonlijk door gemeenschapsloopgraven, die in schuine
richting of zigzagsgewijze worden aangelegd, waarbij gezorgd
moet worden, dat zij geen scherperen hoek dan 45° maken
met de hoofdrichting van 's vijands vuur.
Beschouwingen ouer het proiiel nan Intanteriedefefeingen.
Het profiel voor eene gevechtsdekking kan eerst worden
vastgesteld, wanneer de hoogte van de vuurlijn boven het
maaiveld bepaald is, hetgeen, zooals we reeds opmerkten, eeist
goed kan geschieden ter plaatse waar de dekking aangelegd
wordt. De bodem van de binnengracht wordt dan zooveel
lager dan de vuurlijn genomen als de aanslaghoógte voor de
schutters bedraagt.
Deze aanslaghoogte wordt bij het Indische leger, ook in den
Leidraad Pionieroefeningen, voor staande schutters in het al
gemeen 1.20 M. genomen.
1127
1) R. I. II punt 403 spreekt van 'ten hoogste 300 M."