Boekbeoordeling. De flljefi oorlog 1, door E. 5. de Klercfe, Hoewel dit boekwerk reeds ongeveer een jaar geleden werd uitge geven, (buiten de bedoeling van den schrijver werd het ons laat toege zonden en is bij ons ook eenigen tijd blijven liggen) en al in verschil lende tijdschriften besproken is, willen wij niet nalaten in het I.M.T eenige regelen er over op te nemen, omdat het voor ieder Indisch of ficier van groot belang is nader kennis te maken met de geschiedenis van een oorlog, die van buitengewonen invloed is geweest op het wel en wpe van het leger. De schrijver van het boek heeft zijn taak zeer ruim opgevat en is met de beschrijving van onze bemoeienissen met Atjeh teruggegaan tot den Compagniesfijd. „Alle heden wortelt in het verleden", zegt hij in zijn voorrede en zeer terecht voegt hij er aan toe, dat men ver trouwd behoort te zijn met den geest der tijden om daden en toe standen te kunnen begrijpen en te beoordeelen. Hij is er o. i. uitnemend in geslaagd om ons een beeld te scheppen van den inwendigen toestand in het Atjehsche rijk, die door de eeuwen heen er een geweest is van anarchie en schijngezag, slechts nu en dan afgebroken door de macht van een krachtige persoonlijkheid (Iskander Moeda, die in 1645 met een Atjehsche armada van 300 schepen een tocht naar het Maleische schiereiland ondernam en Djohor voor de tweeden maal met de grond gelijk maakte). De sultan had het monopolie van den peperhandel en deze bron van fabelachtige inkomsten deed hem voortdurend in relatie staan met de Westersehe volken, voornamelijk Portugeezen, Engelschen en Hollan ders. Het beeld, dat van de handelingen der op hoogere beschaving prat gaande Westerlingen gegeven wordt, doet ons inzien, dat er bij de Atjehers weinig vertrouwen in het blanke ras gekweekt werd; onze voorouders vooral hebben zich niet bemind weten te maken. De Atjehsche invloed strekte zich in die jaren zoowel ter Oost- als ter Westkust van Sumatra ver Zuidwaarts uit en het is daarom duidelijk dat Atjeh's geschiedenis en onze gezagsuitbreiding op Sumatra nauw met elkaar in verband staan. Schrijver behandelt ze dan ook hand aan hand en doet ons kennis maken met de vele geschillen met Engeland, uit strijdige handelsbelangen geboren. Het is voornamelijk het monopoli- seeren, waarde Engelschen zich tegen verzetten en' de vrees daar voor is misschien ook wel een der voornaamste redenen geweest, waarom de Britsche autoriteiten in Zuid-Azië de teruggave onzer bezittingen ingevolge de Conventie van 1814 onder de ongei'ijmdste voorwendsels en op de meest wederrechtelijke wijze belemmerden (Baffles). 1158

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 98