Boekbeoobdeeling. [Oct. 1913. Talrijke financieele en territoriale geschillen ter zake gerezen, wer den in 1824 door het bekende Londensche tractaat beslecht. Bedoeld als grondslag voor een duurzaam goede verstandhouding, heeft dit tractaat slechts tot nieuwe verwikkelingen met Engeland geleid en onze verhouding tot Atjeh is bovendien er niet door verbeterd, aangezien wij de onafhankelijkheid van het Atjehsche sultanaat daarin hadden gewaarborgd, ons dus aan handen en voeten hadden gebondenonthou ding eenerzijds, toezicht anderzijds. Verschillende bestuursperioden in de 19e eeuw worden daarna door schrijver besproken, voornamelijk in verband met onze bemoeiingen met Noord-Sumatra. Steeds duidelijker wordt het, dat de beperkende bepaling uit het Londensche tractaat verdwijnen moet; want op het ontwikkelen van niet te dulden toestanden in het Atjehsche rijk moet werkeloos worden toegezien. En Engeland is er altijd in betrokken als een dreigend gevaar. Wanneer men echter nagaat, dat de oud-hollandsche monopoliegeest slechts langzaam, moeilijk en eigenlijk gedwongen wijkt en dat de tarieven van in- en uitvoerrechten de Nederlandsche handelsbelangen krachtig be schermen tegen concurrentie van andere natiën, dan valt het licht eenigszins anders op Engelands houding dan chauvinisten gewoonlijk willen doen voorkomen. Was het wonder, dat de Engelsche regeering zich met klem verzet te tegen al wat bij ons zweemde naar gezagsuitbreidiog, waar de ervaring haar leerde, dat men daar op maatregelen van handelsuit sluiting bedacht moest zijn Maar ook, was het wonder, dat de Nederlandsche vlag hoe langer hoe meer in het Atjehsche rijk gehaat werd? Schrijver schetst onze verhouding tot het rijkje Troemon, de Dolphynzaak, onze bemoeiingen met Siak, Tamiang, verschillende zendingen naar den Sultan, onze bezetting van Sumatra's Oostkust en nog veel meer, alle zaken, die van Atjehschen kant beslist als onvriendschappelijk of vijandig moesten wor den beschouwd. Atjeh voelt aankomen, dat het steun tegen ons moet zoeken en doet dit bij Engeland en de Porte, echter zonder succes. Na de Assahanexpeditie, die ons de bewijzen geleverd had van het bestaan van een levendigen slavenhandel op de Straits en van een steeds veldwinnend fanatisme, dat de verdrijving wilde van alle Chris tenen uit Azië, eischten beschaving en eigen belang, dat de beide overheerschende natiën de handen ineen sloegen om het dubbele kwaad te keeren. De voornaamste reden van de verwijdering tusschen beide landen was verdwenen, daar in begin 1866 een nieuwe tariefwet in werking ging treden, die meer eenvoud vertoonde en de uitsluitings- politiek verliet. De hieruit geboren onderhandelingen duurden geruimen tijd en wer den eindelijk besloten met het z.g. Sumatra tractaat. Onze handen waren nu vrij geleidelijk en bij voorkeur zonder ge wapend optreden zou nu het Nederlandsche gezag veld winnen om paal en perk te stellen aan niet te dulden misstanden. MaarAtjeh 1159

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 99