Veld Artillerie. Volgens R. C., titre IV, pt. 150 bestaat het geven der eerste richting uit: cl de vorming van een regelmatigere waaier; b. het openen van den waaier; c. het richten van den waaier door hem te laten zwenken. Regelmatigheid van den waaier wordt als hoofdvereischte beschouwd. Een niet-regelmatige waaier toch is slechts door tijdroovende stuksgewijze correcties regelmatig te maken. De gewenschte opening van den waaier kan zoo zijn, dat het geheele doel ineens onder vuur wordt genomen. De voorkeur wordt echter gegeven aan een eerste richting, waarbij de affuiten in haar middenstand op de as staan, terwijl de waaier wijd geopend is (15 a 20°/00), omdat daar door het aantal gevallen, waarin men gedurende het gevecht de affuitstaart moet verplaatsen (bezwaar van de „abatage") wordt verminderd (pt. 165). De gewenschte stand der schootsvlakken kan nu worden verkregen: I. Door „opérations simultanées" (pt. 152 154). II. Door „opérations distinctes" (pt. 155 159). ad. I. Hiermede wordt bedoeld het gebruik maken van een algemeen richtpunt. Stellen we, dat het le stuk gericht is op het doel, en zijn H. M. stand bekend bij richting op het richtpunt, dan verkrijgt men een waaier van de gewenschte opening door dezen H. M. stand voor de andere stukken opvolgend te wijzigen le. met een échelonnement de convergence, die de schoots vlakken doet convergeeren in het doel (richtpuntparallax doelparallax); 2e. met een échelonnement de répartition. De invloed van de ligging van het richtpunt op zin en grootte van de richtpuntparallax (op de convergentie of di vergentie der schootsvlakken) woidt dan aan de hand van meerdere figuren duidelijk gemaakt. 23 BEKGGESCHUT, MET BEHULP VAN HOEKMEETINSTRUMENTEN. [Jan. 1914.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 23