Proeue eener uerklaring uan de af
wijking nan hei schot bij hei schieten
mei de bajonet op hei geweer.
Het is genoegzaam bekend, dat bij het Kederlandsche Leger
als regel zonder „bajonet op" gevuur wordt.
Toch wordt in vele gevallen met „bajonet op" gevuurd.
O. a. is dit het geval bij de voorbereiding tot den stormaanval
(dus op 400 500 AI vanaf de vijandelijke linie); bij patrouilles,
waarvan verwacht mag worden dat zij op hunnen marsch in
contact kunnen komen met vijandelijke afdeelingen; bij dubbel
posten en posten voor het geweer, enz. Bij het Nederlandsch-
Indische Leger is het regel om met de „bajonet op" te mar-
cheeren, dus ook te vuren.
In het „schietvoorschrift der Infanterie" 1912 No. 96 vinden
wij onder punt 187 op blz. 111 als volgt vermeld:
„Is bij het vuren de bajonet op het geweer geplaatst, dan
valt het schot in den regel iets rechts ongeveer 5 c/m per 100
M—en iets lager, eveneens ongeveer 5 c/m per 100 M.
Bij vele geweren is die invloed echter minder, bij sommige
vertoont hij zich zelfs in tegengestelden zin."
In het schietvoorschrift der Infanterie (Ontweip) 1907
(S V I.—'07) vinden wij iets dergelijks onder punt 21S
blz. 110:
„Door bij het vuren de bajonet op het geweer te plaatsen
valt het schot in den regel iets rechts-ongeveer 6 c/m per
100 M-en iets lager, op 300 M gemiddeld 1.5 d.M.-
Bij vele geweren is die invloed echter minder, bij sommige
vertoont hij zich zelfs in tegengestelden zin."
De qualitatieve qualificatie van de afwijking is dus in
beide voorschriften identiek; slechts de juantitatieve waaide
der afwijking verschilt; doch niet noemenswaardig.
35
1) Sedert kort is dit juist in tegengestelden zin veranderd. Red.