Jan. 1914.] Proeve eener verklaring van de afwijking van de massa van het geweer grooter en daardoor ook het traag heidsmoment. Doordat echter de bajonet juist vóór aan het geweer bevestigd wordt, dus de massa van de bajonet zoo ver mogelijk van het draaipunt (de kolt) aangebracht is, zal de invloed dier massa zich in verhoogde mate doen gevoelen; immers het traagheidsmoment T kan in het algemeen door de formule T ^mr2 worden voorgesteld. Het is dus duidelijk, dat bij het vuren met „bajonet op" de opslaghoek kleiner zal moeten worden, tengevolge waar van het schot lager valt. Proefondervindelijk zal men dus moeten trachten aan te toonen, welke oorzaak grooter is, teneinde te kunnen be slissen, welke invloed overweegt. Indien, met deze twee invloeden, alle factoren in rekening waren gebracht, zou men natuurlijk de proef wel achterwege kunnen laten, daar het schietvoorschrift reeds aangeeft: dat het schot, bij schieten met bajonet op, lager valt. Hieruit zou men dus c. q. moeten afleiden, dat de invloed van het traagheidsmoment op de grootte van den opslaghoek grooter is dan van den terugstoot op de grootere snelheid van den kogel. Cependant: „pour juger bien, il faut considérer le tout et non la partie". Daar moet men althans naar trachten. Trouwens met het bovenstaande betoog is de afwijking naar rechts nog niet verklaard en evenmin de grilligheid der werking. Doordat de kogel gedwongen wordt de trekken te volgen, krijgt deze een snelle rechtsomgaande rotatie van 3600 omwentelingen in de eerste seconde. Immers de spoed is 200 mm., d. w. z. dat, als de kogel in voorwaartsche richting 200 mm. 0.2 M. aflegt, hij ééne om wenteling rechtsom maakt. Daar nu de kogel den loop ver laat met een aanvangssnelheid van 72-3 M. per 1 sec zal net aantal omwentelingen n=T-^:= 3615. Teneinde deze rotatie te kunnen krijgen moet de kogel in 38 1 -Oq u 2.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 38