het geweer een steun vinden het geweer zal dus noodzakelijk
linksom moeten draaien. Zelfs ga ik nog verder en beweer
dat de linksom gaande draaiing van het geweer om de zielas,
de primaire uiting is van den druk van den kogel op de velden
en dat de rechtsomgaande draaiing van den kogel eerst als
secondaire werking hieruit voortvloeit.
Ware de massa van het geweer zeer klein in vergelij
king van die van den kogel, dan zou de kogel zonder rotatie
den loop verlaten.
Omgekeerd verkrijgt de kogel zijn maximum rotatie-snelheid,
indien de massa van het geweer dus b.v. wanneer het
geweer onwrikbaar vast bevestigd wordt.
Is de massa van den kogel massa geweer, dan draaien
beide even snel rond in tegengestelde richting (indien althans
de traagheidsmomenten eveneens gelijk zijn).
Wordt dus „met bajonet op" geschoten en is als gevolg
daarvan de massa van het geweer grooter, dan zal de draaiing
van het geweer kleiner zijn gedurende den tijd, waarin de
kogel den loop volgt.
De kogel zal dus gedurende een langeren afstand roteeren
en de rotatiesnelheid zal grooter worden.
Nu is het een bekend feit, dat de kogel uit een rechts ge
trokken geweer ook rechts afwijkt; deze afwijking naar rechts
zal dus grooter zijn bij het vuren met „bajonet op".
De lengte van het getrokken gedeelte van den loop is n.l.
727,5 mm., de spoed is 200 mm.
Indien het geweer dus niet terugdraaide, zou de kogel -20Ö'-
W 3.6 omwentelingen maken, gedurende zijn beweging door
den loop.
Nu geconstateerd werd dat het geweer terugdraait, maakt
de kogel minder omwentelingen, want de schroeflijn, gevormd
door de trekken en velden, komt den kogel als 't ware tegemoet.
vMet bajonet op" is deze terugdraaiing geringer dan „zonder
bajonet op". „Met bajonet op" zal de kogel dus meer omwen
telingen maken.
39
HET SGHOT BIJ HET SCHIETEN MET DE BAJONET OP HET GEWEER.