Jan. 1914.] Proeve eener verklaring van de afwijking van
Doordat dan de kracht K (of liever het koppel) over een
giootere lengte L werkt, zal ook de energie van de rotatie
KL. giooter zijn en dus minder energie, van debuskruitgassen,
overblijven voor de voorwaartsche beweging van den kogel.
Het schot valt dus lager en meer rechts.
Dat het schot rechts afwijkt bij rechtsomgaande rotatie van
den kogel, kan men zich als volgt verklaren:
Roteert een lichaam in een massa-loos medium, dan is er geen
wrijving; roteert het in een homogeen medium, dan is er icel
wi ij ving, doch deze is nan alle zijden gelijk en oefent daardoor
geen invloed uit op de voorwaartsche beweging van den kogel.
Lucht is echter geen homogeen medium; aan den onderkant
van den kogel is de luchtdruk grooter dan aan den bovenkant.
De kogel ondervindt dus aan de onderlaag meer wrijving
dan aan de bovenlaag en rolt dus als 't ware op de onderlaag
naar rechts.
Deze luchtdruk onder den kogel is echter maar een weinig
grooter dan boven, omdat de dikte van den kogel slechts 6.5
m/m bedraagt (het kaliber).
Door de groote rotatiesnelheid kan echter deze invloed
wellicht op zichzelf reeds van dien aard zijn, dat men er
ïekening mee dient te houden; evenals de, schijnbaar onbe
duidende, luchttegenstand wel degelijk grooten invloed heeft
op de dracht, omdat deze evenredig is met de 3e. macht van
de snelheid, waarmede de tangentieele wrijvingscoëfficient
evenredig is.
Er is echter nog een oorzaak, die de densiteit der lucht
onder den kogel vergroot, n.l. de bajonet zelf.
Zoodra de kogel den loop verlaten heeft, komt hij in de
lucht, en zal deze tengevolge van de wrijving met groote
snelheid mee doen draaien; onder de monding is de bajonet
aangebracht, die deze iuchtstrooming in haar draaiing belem
mert en daardoor een luchtverdichting onder den kogel doet
ontstaan, gedurende den tijd dat deze zich boven de bajonet
bew-eegt. Ten slotte rest ons nog te verklaren hoe het mo
gelijk is, dat de invloed van het vuren „met bajonet op" niet
40