bij alle geweren even groot is en dat deze invloed zich zelfs
soms in tegengestelden zin doet gevoelen.
Mijnsinziens kan de oorzaak hiervan liggen in het feit,
dat de bajonet niet onwrikbaar aan den loop bevestigd is,
maar dat integendeel de eene bajonet meer speling heeft dan
de andere.
De resultante der trillingen wordt daardoor vrijwel onbe
rekenbaar, want het is een bekend feit, dat losse deelen een
zeer grooten invloed uitoefenen op den aard en de grootte
der trillingen.
En hoe nu het euvel te verhelpen?
Uit een practisch oogpunt is het noodzakelijk dat de bajonet
zoo stevig mogelijk op den loop bevestigd worde.
Ware dit niet het geval, dan zou men zich een veerende
verbinding kunnen denken, waardoor het traagheidsmoment
in ronddraaiende richting en de opslaghoek weinig verandering
zouden ondergaan ook al schoot men „met de bajonet op".
Nu dat niet mogelijk is, staat er mijnsinziens maar één weg
open en d. i. „men beschouwt de afwijking naar rechts en lager
als een noodzakelijk kwaad" en tracht de grootte dezer afwij
king zoo constant mogelijk te houden, door de bajonet zoo
zuiver mogelijk (zonder speling) op den loop te bevestigen en
het materiaal een zoodanige hardheid te geven, dat de slijtage
tengevolge van het opzetten en afnemen een minimum zij.
NijmegenOctober 1913.
41
HET SCHOT BIJ HET SCHIETEN MET DE BAJONET OP HET GEWEER.
F. J. C. VAN HARDENBROEK.
gep. off. v'Ji Ned. Leger.