Jan. 1914.]
Uit de pkactijk.
zal zijn, indien de belanghebbende (c q. de korpscommandant,
zie boven) de aanvraag rechtstreeks, ond-er gelijktijdige over
making van het kostende, aan den beheerder voornoemd kan
indienen, welke laatste autoriteit het verlangde boekwerk dan
rechtstreeks aan den belanghebbende toezendt (zelfde regeling
als voor uitsluitend bij de hoofdbureaux verkrijgbaar gestelde
reglementen enz.)
Een dergelijke korte wijze van behandeling zal o.i. zeker
opwegen tegen de nadeelen van een mogelijke wijziging van
bestaande bepalingen. Het gaat hier toch om boekwerken, welke
voor de officieren en vooral voor de compagniescommandanten
van veel belang zijn. Vooral ten behoeve van een richtig ad
ministratief beheer is het gewenscht, dat de C. Cn. zaken als de
compagniesinstructie met modellen, de tarieven en overzichten
zoo spoedig mogelijk in hun bezit kunnen krijgen.
Wel is waar zijn exemplaren daarvan in het compagniesarchief
aanwezig, doch deze zijn dikwijls niet bijgewerkt. Trouwens
een C. Ct. die zijn zaken goed wil doen, heeft als regel persoon
lijk een stel bijgewerkte instructie, tarieven overzicht enz.
voor zoover hij die noodig heeft, in zijn bezit en zal dus
steeds moeite doen om in dezen bij te zijn.
Omtrent de verstrekking van tarieven en overzichten valt
nog te vermelden, dat vroeger de nieuw ingevoerde tarieven
en overzichten, ook (gewijzigde) herdrukken steeds bij de be
trekkelijke A. O. werden ver strekt. Dit is uiteraard de beste
wijze van verstrekking; een kortere weg is niet mogelijk.
Bovendien levert zij voor de officieren veel gemak op, daar
niet zooals thans, voor elk tarief of overzicht een aanvraag
moet worden ingediend, welker afdoening daarbij nog veel
tijd in beslag neemt. Momenteel is de toestand, dat de be
trokken officieren tegen de soesah van het aanvragen opzien
en dus niets ontvangen, terwijl anderen wachten totdat zij
een aanvraag voor 2, 3 of meer stuks tegelijk kunnen indienen,
waarvan het gevolg is, dat de meeste tarieven en overzich
ten later dan noodig in hun bezit komen.
Mochten er geen overwegende bezwaren tegen de voor-
54