Korte Mededeeltngek. 70 Jan. 1914.] uit den weg geruimd hebben; waar noodig verhoogen zij de vuuruit- werking der infanterie door geweervuur en het werpen met handgra naten e.d., enz. De bewapening der Japansehe genietroepen met hetzelfde geweer als de infanterie en een taschvoorraad van 90 patronen bij den man maken hen materiëel geschikt tot strijder, terwijl een oefeningstijd van drie jaar, d.i. één jaar langer dan bij de infanterie, in staat stelt op bevredigende wijze te voldoen zoowel aan de eischen der technische als aan die der tactische opleiding. De Japansehe genietroepen zijn eenheidspioniers, d. w. z. zij worden opgeleid voor het uitvoeren van alle technische werkzaamheden, in den ruimsten zin genomen, zoowel voor den veld- als voor den ves tingoorlog. Hierbij zij opgemerkt, dat eenige Japansehe genieofficieren eene afzonderlijke opleiding voor den veld- en voor den vestingoorlog wenschen; anderen voeren daartegen aan, dat in de hedendaagsche oor logvoering geen scherpe grens meer bestaat tusschen veld- en vesting oorlog en dat derhalve een voordeelig gebruik van de beschikbare werkkrachten alleen bij opleiding tot eenheidspionier mogelijk is; zij achten een oefeningstijd van 3 jaar daartoe alleszins voldoende. In de gereedschapsuitrusting wordt zoowel bij den man als in den gevechtstrein tegen 2 schoppen 1 pik medegevoerd. De gereedscbaps- uitrusting eener compagnie, door den man gedragen, bestaat uit 100 schoppen, 50 pikken, 14 of 15 groote bijlen, 23 of 24 kleine bijlen, 2 of 3 zagen, 2 of 3 grasmessen, 2 of 3 kettingzagen, 7 hakmessen, 2 of 3 kaarslantaarns (met reflector en lens, dienen ook tot het geven van seinen), schrijfgereedschap, traceerkoord, meetketting, enz. De belasting van den man is ongeveer dezelfde als bij de infante rie. Wel is het gereedschap zwaarder, doch daartegenover staat, dat 60 patronen en 1 patroontasch minder gedragen worden, en het reser veschoeisel ontbreekt. Bij den gevechtstrein zouden aan pioniergereedschap medegevoerd worden 96 schoppen en 48 pikken; voor het overige als bij den man. Het betrekkelijk groote aantal pikken is noodzakelijk wegens het veelvuldig voorkomen van rotsgrond in Mantsjoerije, dat voor het Japansehe leger nog steeds als het meest waarschijnlijke oorlogstoo- neel der toekomst geldt. Hoewel de Japansehe landbouwers bij het bewerken van den grond gebruik maken van een patjol, is een dergelijk graafgereedsehap noch in de uitrusting der infanterie, noch in die der genietroepen aanwezig; ook wat het gebruik van de schop betreft, hebben de Japanners ge heel het Europeesche voorbeeld gevolgd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 72