77
Overzicht van eenige Tijdschriften. [Jan. 1914.
In 1910 schreef kapitein Verberne „Met de 2e Mitrailleurafdeeling
op Cavalerie-manoeuvres", thans geeft ons deze schrijver een zelfde,
aardige causerie onder den titel: „Met de le mitrailleurafdeeling op
cavalerie- en op legermanoeuvres in 1913".
Nu, evenals toen, laat S. in het bijzonder uitkomen, als hoedanig
een mitrailleurafdeeling moet worden beschouwd. Niet als vuurreserve,
maar als snel verplaatsbare groote vuur kracht. Zijn afdeeling als
zoodanig tot haar recht te doen komen, was het streven van kap.
Verberne ook bij deze manoeuvres. En al stellen we ons misschien
ook wel eens de vraag, of de geschetste manoeuvrebeelden zich ook
in de werkelijkheid zoo zouden kunnen voordoen, we blijven toch
bewonderen de geestdrift, waarmee kapitein V. blijkbaar bezield is.
En alles wordt verteld op een wijze, die ons doet meeleven met
wat werd uitgevoerd.
En het verhaal is onder de thee te lezen, wat voor militaire lectuur
ook wat zegt.
Zeer lezenswaardig is mede het artikel van luitenant M. L. J.
Hofstee, getiteld: „Het vijfde wapen tijdens de groote manoeuvres."
Vier vliegeniers namen aan de manoeuvres deel, waarvan één op
een rijkstoestel, de overige met hun eigen vliegtuigen. De Chef van den
Generalen staf, generaal Snijders, had den vliegeniers voor den aan
vang van de oefeningen op bet hart gedrukt, dat de verkenningen
van een hoogte van 1000 M. of meer behoorden te worden gedaan, wilde
men buiten de werking der vijandelijke projectielen blijven. S. maakte
als waarnemer eenige tochten mee in den tweedekker van den vaan
drig van Meel. Zijn ondervinding is, dat op genoemde hoogte nog
zeer goed is waar te nemen. Zooals de le luitenant van den Akker
onlangs opmerkte, hing er in Nederland op vele dagen een nevel
over het land, die de waarneming op grootere hoogte zeer zou bemoei
lijken. Daarbij bad die schrijver echter vooral het oog op het lage,
westelijke deel van ons land, terwijl dit jaar de groote manoeuvres in
het oosten des lands plaats hadden.
De ervaring door luitenant Hofstee met het door hem gebezigde
kaartenmaterieel opgedaan, geeft hem aanleiding om den aanmaak
van speciale luchtvaartkaarten aan te bevelen.
Als verdere artikelen in deze aflevering vermelden wij
„Kaderoefening op de kaart en in het voorschrift", door kapitein
J. M. Sluys;
„Eeuwherinneringen", door J. C. van den Belt;
„Vervoer van Militie en Landweer bij vertrek met verlof", door
R. H. Kroef;
„De Fransche reserve-officieren" door Jhr. J. Tb. Alting von Geusau.