Jan. 1914.] Proeve ef.ner verklaring van de afwijking van
Bij het vuren met de bajonet op het geweer, valt het schot
dus meer rechts en lager dan bij het vuren zonder de bajonet
öp het geweer. In verband met het bovenstaande en wat
gezegd werd in den aanhef van dit artikel, schijnt het mij
dus niet van belang ontbloot, de oorzaken van die afwijkingen
op te sporen, althans te trachten er eene plausibele verklaring
voor te vinden.
Mijns inziens is dit de eenige juiste methode om dit euvel
eventueel te kunnen verhelpen.
In punt 180 blz. 105 (S.V.I. 1912), vinden wij o.a.:
„Door de verbranding van de buskruitlading wordt gas
ontwikkeld, dat door zijn hooge spanning den kogel met groote
snelheid uit den loop drijft. Het geweer wordt daarbij
in achterwaartsche richting bewogen (terugstoot)".
Het is niet zoozeer de kracht K uitgeoefend door de span
ning der buskruitgassen op den binnenwand van de huls,
die de hoegrootheid van den terugstoot bepaalt, als wel de
versnelling (a) die de massa (M) van het geweer hierdoor krijgt.
Is de massa M van het geweer n.l. kleiner (b. v. een
karabijn) dan is de z. g. terugstoot grooter en toch is de
spanning der buskruitgassen in beide gevallen gelijk, immers
bij geweer en karabijn wordt dezelfde munitie gebruikt.
Geweer: K M X a-
Karabijn: K M' X a'
daar M'<M moet a, a.
Bij de karabijn is de versnelling der achterwaartsche be
weging dus grooter en als gevolg hiervan is de zgn. terugstoot
grooter.
Omgekeerd zal, bij het schieten met „bajonet op" de terug
stoot kleiner zijn dan bij het geweer zonder bajonet, omdat
onder deze omstandigheden de massa van het geweer grooter
is en dus de versnelling in achterwaartsche richting geringer.
Uit dit oogpunt beschouwd zou het schot niet lager, maar
hooger moeten vallen.
Is n. 1. de versnelling van het geweer in achterwaartsche
richting geringer, dan zal ook de afstand die het geweer
SB