ment mGt den normaalstand op eon bepaald punt gericht
wordt. Draaien we daarna den kijker in positieven zin,
en richten we hem op een terreinvoorwerp, dan zal aflezing
van den verdeelden rand bij den index ons den hoek doen
kennen (bij het Fransche veld- en berggeschut vermeerderd
met 100, bij het Duitsche veldgeschut met 1600) tusschen
de normaallijn en de lijn instrument terreinvoorwerp, mits
we dezen hoek meten in positieven zin, uitgaande van
de richting der normaallijn, of, wat op hetzelfde neerkomt, in
negatieven zin. uitgaande van de lijn instrument— terreinvoor
werp (fig. 1 a.d).
Omgekeerd, door met een bepaalden H. M. stand op een
terreinvoorwerp te richten, kunnen we de normaallijn van
het instrument (en indien zich dit aan den vuurmond be
vindt dus het verticale vlak door de zielas) den door den
H. M.-stand vertegenwoordigden hoek (bij het Fransche veld
en berggeschut verminderd met 100, bij net Duitsche veldge
schut met 1600 x) laten maken met de lijn instrument ter
reinvoorwerp.
Wil men, bij behoud van hetzelfde terreinvoorwerp als richt
punt, dezen hoek in fig 1 a-d) vergrooten, dus de normaallijn
naar L. verplaatsen over een zekeren hoek /3, zoo geschiedt
dit, door op het terreinvoorwerp te richten met een met een
overeenkomstig aantal vei deelingen vermeerderden H. M. stand.
Vermeerdering van hoek leidt dus tot hetgeen wij,
artilleristen, noemen: „correctie mee geven" (fig. la).
Evenzoo komt vermindering van hoek x, verplaatsing van de
normaallijn naar R., overeen met het geven van tegencorrectie
(fig- lc).
De indirecte zijdelingsche richting is gebaseerd op de oplos
sing van één grondprobleemn. 1.
Hoe kan ïnen de normaallijn van een of meer richtinstrumenten
met die van een reeds opgesteld instrument (instrument van rich
ting) doen samenkomen in een bepaald punt?
3
BERGGESCHUT, MET BEHULP VAN HOEKMEETINSTRUMENTEN. [Jan, 1914.
(1) Deze afwijkingen worden in het vervolg niet meer afzonderlijk vernield.