Korte Mededef,linger. [Jan. 1941.
Ouer de Japansche genietroepen,
69
Den 17den Mei 1313 bekrachtigde de Keizer het nieuwe exercitie-
reglement voor de Japansche genietroepen, dat daarop den 2 den Juni
d.a.v. in den handel verkrijgbaar gesteld werd.
Evenals zijne voorgangers voor de infanterie, de cavalerie, de bereden
artillerie en de treinbataljons, bestaat het uit drie deelen, voorafgegaan
door eenige grondbeginselen, welke in korte woorden het karakter van
het wapen teekenen. Het eerste deel behandelt de opleiding tot
strijder en tot werker, individueel en in compagnies- en bataljonsverband;
het tweede deel, bij gemis van eene vooralle wapens geldende gevechts
handleiding, het optreden van de genietroepen op en buiten het ge-
vechtsveld in verband met de andere wapens en het derde deel de
eerbewijzen, parades, enz.
Do opleiding tot strijder komt uit den aard der zaak overeen met
de gelijknamige hoofdstukken van het eerste deel van het reglement voor
de infanterie, doch is hier en daar wat bekort. Daarnaast wordt de
opleiding tot werker behandeld, (1) voorde technische bijzonderheden,
waarvan het reglement verwijst naar de desbetreffende handboeken;
het bepaalt zich tot 'net geven van tal van aanwijzingen betreffende
de uitvoering en toepassing der verschillende werkzaamheden onder
de meest voorkomende omstandigheden.
Het reglement stelt op den voorgrond, dat de genietroepen door
hun technischen arbeid de andere wapens in hunne verrichtingen op
en buiten het gevecbts*eld moeten bijstaan, waartoe grondige kennis
van het tactische optreden der drie wapens, althans voor de officieren,
vereischt wordt. Doch daarnaast eischt het reglement uitdrukkelijk,
dat de genietroepen in staat zijn als strijder op te treden, wanneer
de omstandigheden daartoe dringen.
Inderdaad maken de Japansche genietroepen niet den indruk van
uitsluitend een pioniertroep te zijn. Hoewel in Japan geen onderscheid
bestaat tusschen ingenieur- en pionierofficieren, kent men hier niet
den tegenzin, dién technische officieren soms voor de tactiek toonen.
De militaire aanleg van het Japansche volk laat geen ruimte voor
dergelijke eenzijdige opvattingen. Zoowel bij parades als bij gevechts
oefeningen wordt dan ook geen verschil van beteekenis met de infan
terie opgemerkt. Ook de non-combattanten, d.w.z. de officieren en
minderen van den administratieven en den geneeskundigen dienst en
de muzikanten achten het oen voorrecht tot de gewapende macht te
behooren en gaan dan ook steeds gewapend. De oorlogsondervinding
heeft den Japanners voldoende geleerd, dat het eigenlijke vechten
de hoofdzaak is, en dat, wanneer het er op aankomt, geen onderdeel
van het leger mag achterblijven bij het verkrijgen van de beslissing.
Alzoo verlangt het reglement, dat de genietroepen in vereeniging mei
de infanterie den laatsten aanloop uitvoeren, nadat zij alle beletselen
(1) Eenvoudigheidshalve wordt, hoewel niet geheel juist, voortaan en ook
in de vertaling van het reglement gesproken van tactische en technische opleiding.