Het rapport van de staatscommissie
voor de verdediging van Ned. Ind.
door kolonel de Greve.
In het Marineblad, 5e afl—15 Nov. 1913, bespreekt de redactie
bovengenoemde brochure, waarvan de aankondiging met korten
inhoud in ons Nov. nummer voorkomt. Wij achten het van belang
om de voornaamste punten uit deze bespreking aan te stippen,
vooral, omdat de kolonel de Greve, naar aanleiding van de beschou
wingen van de redactie, een en ander in het midden heeft te bren
gen, zooals uit zijn hiernavolgend opstel „Mijn brochure in het
Marineblad" moge blijken.
De redactie bespreekt de brochure hoofdstuksgewijze.
Hoewel zij zich met vele argumenten in het 1ste hoofdstuk in
het geheel niet kan vereenigen en vindt, dat iets over de preventieve
werking der vloot tegen schending onzer neutraliteit er niet geheel
in onbesproken had moeten blijven, is ook hare overtuiging, dat
inkrimping van de sterkte van het Ned. Ind. leger, zelfs bij de be
perkte taak, die de staatscommissie het leger toedenkt, ten eenen-
male onmogelijk is.
In het tweede hoofdstuk kan de wijze, waarop de kolonel het in
Indië aanwezige reserveschip wil bemannen, de redactie niet vol
doen; zij zegt: De bemanning van vele schepen van Rodjestvenski's
eskader zou, vergeleken bij deze samengeraapte, totaal ongeoefende
equipage, als een elite-bemanning beschouwd kunnen worden. Een
op die wijze bemand schip zou nooit een versterking der drie
andere vormen, integendeel het zou een verzwakking ervan zijn,
omdat het in zich sluit een bron van verwarring voor het geheele
eskader!
De berekening, waarmede de kolonel komt tot een bezuiniging
van 6 millioen op de vloot, noemt de radactie zóó oppervlakkig,
dat er moeilijk over te debatteeren valt; o.a. is niets uitgetrokken
voor de oefening van de kanonniers van het reserveschip. De
kolonel heeft zich in zijn te begrijpen ijver om precies tot een
bezuiniging van 6 millioen te geraken, te ver laten voeren.
89
I. M. T. 1914. 7.