Feb. 1914.] Iets over de Oude Academie.
en beschrijvende meetkunst (vakken met een sterretje!) „ondergaan"?
Wanneer mén nu deze 2 a 3 uur per week eens beschikbaar stelde
voor Javaansch?
In mijn tijd leerde je geen Javaansch. Maar er was een liefheb
berijcursus, georganiseerd door een leeraar, die wérkelijk taai-onderwijs
gaf. En eens per week, 's avonds tijdens het goddelijke cantine-
uur, werd door hem een cursus voor „vrijwilligers" gegeven. En
pleit het niet voor zijn methode van onderwijs envoor 't geen
hierboven betoogd werd, dat tot het laatste lesuur die cursus zeer
bevredigend bezocht werd Nogmaals, 't was in t cantine-uur
je moest toch nu en dan eens een avond in de schermzaal door
brengen, met het oog op je meester-examen, en nu en dan eens
aan een rekstok je spieren uit het lid en je oogen uit je hoofd
wringen, met het oog op het „cijfer" voor gymnastiek, en nu en
dan eens de illustraties in de Soos inkijken—algemeene ontwikkeling
en nu en dan een Brugstraatje pakken—'t contact met de wereld
buiten 1
En als we dan zooveel „artillerie" moesten leeren—het Deensche ge
weer, het oude Engelsche geweer, fomules met Wi, W2 en W3,—waar
om werd in dat vak juist op de wetenschappelijke, wiskundige zijde en
niet op de practische zijde den nadruk gelegd, zoodat we waarachtig
op 't officiersexamen nog de formule voor den parabool moesten
afleiden—wij, infanteristen! Veroordeelt zooiets het doelloos, dor
systeem van onderwijs niet?
Waren er geen leeraars, die zélf het lesje uit het boek van buiten
leerden en 't dan opdreunden? Maar dan moest je je boek geslo
ten houdenonschuldige struisvogelpolitiek. Tot dat eens een
schalk—'t kostte hem helaas politiekamer—beleefd in 't midden bracht:
„Luitenant, U hebt daar net een zin overgeslagen!" En dit is géén
tempo-doeloe!
Zeker er waren uitzonderingen, maar hun werk kon het onviucht-
bare werk der groote massa niet tegengaan. En 't was wel merk
waardig, dat bij dit onderwijs, dat het boek met de kostbare puntjes
alleen als lossen leidraad gebruikte, dat „college" was, onderwijs,
dat bij de waardeering een algemeen begrip en geen „geheide
vragen wilde, onderwijs, dat het zelfstandig, onafhankelijk studeeren
inleidde, dat bij dit onderwijs niet de „klossen", de menschen
van puntjes en droge vosserij, van geheugen en koppige wilskracht,
112