Iets over de Oude Academie.
[Feb. 1914.
met goede herinneringen naar Holland was teruggekeerd en voor
ons uit die herinneringen putte. Maar wat kan hij doen in die
enkele uren tijdens een heel jaar, daar, waar hij bovendien nog
van tempo doeloe moest spreken en ons nog met twee gloednieuwe
attila'sik heb er nu, na verscheidene jaren, nog altijd een fonkelnieuwe
ter overname! en zonder de echte velduitrusting deed uitkomen.
Werkelijk, ik kan het hier niet, maar ik zou zoo graag een enkel
steentje bij dragen voor het opbouwen van een nieuwe, jonge
academie, zij 't dan ook in het oude gebouw, waar we kou en
honger leden ach die derde kwaliteit vleesch en die schimmetjes
boter!maar waar we ook af en toe al zigzaggend langs de wacht
zijn geloodst.
De academie moet den indischen officieren ook een indische oplei
ding kunnen geven en dan een opleiding op andere, frisschere en
moderner leest geschoeid. Onderwijs en. onderwijzers moeten
worden herzien. Want er wordt daar veel overbodigs gedoceerd en
daardoor veel noodzakelijks vergeten.
Hoeveel uren hebben we niet practisch vèrpionierd. Weken en
maanden hebben we zoek gebracht met dom graafwerk aan een
model schans met schuilplaatsen en gedekte naderingswegen en
Mars mag weten wat meer, maar toen ik „buiten" m'n eerste bam-
boebarakje in elkaar moest timmeren, toen lekte het als een zeef
en het zakte door en bij den eersten storm kwam het ding naar
beneden. Toch had ik drie jaar lang practisch gepionierd en geen
onvoldoende gehad. Ik kon precies uitrekenen hoeveel schragen een
brug met hang- en spanwerk behoefde, maar hoe op de vlugste
en handigste manier over een ravijntje of door een banjirrende
kali te komen, dat moest ik, tot mijn schande, van Jan Fuselier
leeren.
„En nu moeten jullie, officier zijnde, de studie niet verwaarloozen;
je hebt nu de basis gekregen voor de latere studie voor de krijgs
school," speechte eens een afscheidnemende hoofdofficier. Prachtig
maar was ook de juiste en sterke basis gelegd voor het eenvoudig
beroep van eenvoudig, indisch tweede luitenant?
Toen ik hier in Indië m'n opwachting maakte bij m'n compagnies
commandant, een braaf en verstandig man, riep hij mij bij zich en
„jongetje," zei hij, „jongetje, nu moet je beginnen met zoo gauw
mogelijk te vergeten, wat ze je daarginds hebben geleerd; wij doen
117