Feb. 1914.] Het rapport van de staatscommissie voor de Het vierde schip isen nog alleen, waanneer het in vredestijd van een kernbemanning is voorzienslechts als materieel-reserve te be schouwen, tenzij het gelukt tijdig een compleete bemanning uit Holland uit te zenden. Indien er op het vlootplan van de staatscommissie bezuinigd moet worden kan dit geschieden: le. door de schepen twee jaar langer inlndiëte laten verblijven, waardoor in Holland slechts drie schepen zullen zijn, dus het totaal 8 groote schepen wordt, of wel: 2e. door het reserveschip te laten vervallen, waardoor vier schepen in Indië en vier in Holland aanwezig zouden zijn. De redactie acht, indien zulk een bezuiniging werkelijk noodza kelijk is, de eerst aangegeven wijze verreweg de verkieslijkste en de meest logische, omdat alsdan in Indië vier schepen, vormende de kleinste tactische eenheid, altijd gereed kunnen zijn. Wel zou geen 6 millioen 'sjaars bezuinigd worden, zooals de kolonel wil, maar door met alle geweld deze som te willen bereiken, heeft de kolonel voorstellen gedaan, die uit een militair oogpunt niet te verdedigen zijn. Wat het derde hoofdstuk betreft, acht de redac tie een verhooging van de weermacht te land in Indië, wanneer die zonder belangrijke kostenverhooging kan plaats vinden, zeer toe te juichen, maar zij wil niet oordeelen over de vraag of de bezwaren, welke zulk eene militie in den weg staan, onoverkomelijk zijn. De plannen, die in het vierde hoofdstuk ontwikkeld zijn, n.l. omtrent de vlootbasis, vindt de redactie uit een strategisch oogpunt buitengewoon interessant. Zij teekent hierbij echter aan, dat bij de door den kolonel voorgestelde basis beide uitgangen niet even belangrijk zijn. Wanneer de zeeën benoorden Java en Sumatra zooals meestal het geval zal zijn—het eigenlijke terrein van actie zijn, doordat in die zeeën een transportvloot overgevoerd wordt, dan is de Zuidelijke uitgang weinig belangrijk, omdat onze vloot dan de javazee slechts bereiken kan na een zeer grooten omweg, die bovendien door nauwe straten loopt, welke gemakkelijk door enkele schepen bewaakt kunnen worden, zoodanig dat onze vloot daardoor niet ongemerkt passeert. Dan zal dus alleen de Noordelijke uitgang door groote schepen geblokkeerd en de straten beoosten Java door enkele lichtere en snelle schepen geobserveerd dienen te worden. 90

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 2