luchtschepen noodig zijn en zou de dienst kunnen worden geregeld als aangegeven in onderstaande grafische voorstelling, die wel geen nadere toelichting zal behoeven. Alleen zij opgemerkt, dat hier gerekend werd op windstilte, die practisch natuurlijk niet voorkomtop den invloed van den wind op de werkingssfeer zal echter dadelijk worden teruggekomen. Geflatteerd is overigens de toestand niet, daar slechts gerekend werd op een vaartduur van 36 uur. De nadering van een vijandelijke vloot over dag zou op die wijze, aangenomen dat het luchtschip zich op een hoogte van 1000 M. bevindt, kunnen worden waargenomen op een afstand van 960 120--1080 K. M. van de ballonloods. Wil men geen doorloopende waarneming, maar wil men iederen dag een bepaald punt waarnemen, dan kan, ook al weer rekenende op een vaartduur van 36 uur en windstilte, dit punt gelegen zijn op een afstand van de loods van 18 X 80 120=1560 K.M. Houden we nu rekening met den wind, dan ondergaat de werkings sfeer natuurlijk wijziging. Hiervoor kan worden verwezen naar het Wetenschappelijk jaarbericht 1912, bl. 400 en volgende, waar is aangegeven dat, bij het in aanmerking nemen van een constante windsnelheid, de meetkundige plaats van alle uit een bepaald punt te bereiken plaatsen een ellips is. De assen dier ellipsen kunnen als volgt worden berekend (de korte as komt in de richting van den wind). Stel dat A de opstijgingsplaats is en dat de windsnelheid gelijk is aan AM K.M. per uur, in de richting AB, terwijl de eigensnelheid van het schip gelijk is aan MB K.M. per uur. fioocm Ji'fo x*m 128 Feb. 1914.] De ORGANEN DER LUCHTVERKENNINGEN IN INDIË. «■•m IX Sv.m >1,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 40