De Proeve eener verklaring van de afwijking van het [Feb. 1914.
eenkomst met die van het geweer. De werking zou dus sterker
moeten zijn, en daarmee de opslaghoek grooter. We zien echter
in ons S. V. I. schootstafel karabijn blz. 114, dat de karabijn een
neerslaghoek vertoont van 7' 12".
Over deze trillingshoek vindt men inde Waffenlehre van Korzen-
Kühn Heft 1 Schiesswesen op blz. 23 o.a. „Der Abgangswinkel des
„Geschosses und der ursprüngliche Richtungswinkel des Rohres
„der Feuerwaffe sind in der Regel nicht einander gleich, da sich
„die Richtung der Rohrachse wahrend der Geschossbewegung
„in der Bohrung andert.
„Bei Handfeuerwaffen wird der Differenzwinkel A zwischen
„Richtungs- und Abgangswinkel, da er hier hauptsachlich eine Folge
„der Vibrationen des Laufes beim Schusse ist, Vibrationswinkel
„genannt." Nijland. Het schot en de Vuuruitwerking zegt op blz. 6
o.a: „de spanning op de wanden van de ziel brengt het metaal van
„den loop in trilling, welke trilling zich gedeeltelijk omzet in warmte
„en voor een ander deel aan den loop eene golvende beweging
mededeelt". Het is deze golfbeweging in de lengterichting van
den loop, die oorzaak is van de afwijking, doordat op het oogen-
blik van het verlaten van den loop de richting van de as der monding
niet samenvalt met de lengterichting van den loop.
De opgegeven trillingshoek voor ons geweer is dan ook slechts
een gemiddelde, genomen uit de onderling veel verschillende waar
den voor het enkele geweer. In Nijland vindt men daaromtrent op
blz. 21, dat, hoewel het gemiddelde vrijwel constant blijft, bij een
zelfde geweer op verschillende dagen de afwijkingen tot 3 d M. op
200 M. kunnen bedragen, uitmakende eene hoekafwijking van bg
tg. 0.00150 5' 10". Bij een zeker aantal geweren kunnen zich
dus zeer goed enkele neerslaghoeken voordoen.
Ook hier schiet schrijvers koppeltheorie te kort.
Het verschijnsel dat de trillingshoek verandert door het opzetten
van de bajonet wordt door de theorie der trillingen van den loop
zeer eenvoudig verklaard. De trillingstoestand toch van den loop
wordt veranderd. Het vrije uiteinde wordt door de bevestiging min
of meer in zijne beweging belemmerd, er ontstaat eene neiging
tot het vormen van een staanden knoop en de golfbeweging komt
anders te liggen ten opzichte van het projectiel. De helling van de
133
SCHOT BIJ HET SCHIETEN MET DE BAJONET OP HET GEWEER.