Feb. 1914.] De Proeve eener verklaring van de afwijking van het SCHOT BIJ HET SCHIETEN MET DE BAJONET OP HET GEWEER. as van de monding op het oogenblik, dat het zwaartepunt van het projectiel den loop verlaat, verandert en daarmede de trillings- hoek, die door deze helling wordt bepaald. Zoo verklaart men de dagel'ijksche afwijkingen uit spanningen tengevolge van werking der lade a.a. of iets veranderde ligging van den loop, waardoor de trillingstoestand zich wijzigt. Schrijvers theorie tot verklaring der horizontale afwijking heeft vrijwel dezelfde waarde. Hij neemt als bekend feit aan „dat de kogel uit een rechts getrokken geweer „ook rechts afwijkt. Zeer zeker is dit zoo, doch S vergat daarbij de grootte der door hem besproken afwijking te vergelijken met de derivatie. Cijfers staan me niet ten dienste, doch we lezen in Nijland blz 18 en 19, dat de derivatie op de kleine afstanden zeer gering is, terwijl de in de Revue de 1' Ar tillerie Beige 1904 beschreven proeven met het Belgisch geweer M 89 hebben aangetoond, dat de derivatie van dat geweer te gering was om er rekening mede te houden. Was S. dit bekend geweest, dan zou hem zeker zijn opgevallen, dat de betrekkelijk kleine massaver meerdering (ten overvloede niet ver van de draaiingsas gelegen) niet zoo'n grooten invloed kan hebben. Waar ruim 3600 onwente- lingen per senconde slechts een geringe derivatie geven, komt'top een paar meer of minder niet aan, daargelaten nog of werkelijk een meetbaar rotatieverschil wordt verkregen. Het geheele betoog valt hiermede ineen. Het schijnt S. verder niet bekend te zijn, dat de looptrilling niet zuiver verticaal is, doch dat ook eene horizontale ontbondene bestaat. Waar ons geweer diametrale steunnokken aan den grendel bezit en overigens vrij symmetrisch gebouwd is, is er geen reden, dat de ge middelde waarde der horizontale ontbondenen eene bepaalde richting zou hebben. Volgens in Indië genomen proeven vertoont ons geweer dan ook geen noemenswaardig gemiddelden horizontalen trillings- hoek (zie Nijland) blz. 17. Waarom het geweer M95 in Nederland met en zonder bajonet verschillende horizontale trillingshoeken vertoont, kan ik me dan ook niet verklaren. Nijland vond bij zijn proeven met of zonder bajonet geen merkbare verandering van den horizontalen trillingshoek. Wellicht is hier de oorzaak te zoeken in een constructieverschil van de bajonet. 134

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 46