De Proeve eener verklaring van de afwijking van het [Feb. 1914. Ten slotte moet ik nog beschouwen de door S. ontwikkelde theorie over de oorzaak der derivatie, t. w. het verschil in luchtdruk en wrijving boven en onder het projectiel. Ook dit is theorie van twintig jaar geleden. Tegenwoordig beschouwt men den kogel als een gyros- koop en de theorie zegt, dat er eene soort slingerbeweging bestaat, praecessiebeweging genaamd, waarbij de punt van het projectiel geheel rechts van het schootsvlak blijft (de uiterste stand valt samen met de tangent aan de baan), Hierdoor wordt de luchtdruk op de linkerzijde van het projectiel, die naar voren gekeerd is, grooter en wijkt het rechts af. S leze hiereens op na het Compendium der ausseren Ballistik van Prof. C. Cranz. Alles te zamen genomen geloof ik, daargelaten de praktische constructiebezwaren, ten sterkste te moeten betwijfelen, dat eene veerende bevestiging van de bajonet, als door S. genoemd, eenig nuttig effect zou sorteeren. Misschien dat eene bevestiging alleen aan den bovenhand, zooals die, meen ik, aan het Duitsche geweer voorkomt, wel eene vermindering van het verschil in trillingshoek kan teweegbrengen. Het uiteinde van den loop toch wordt dan niet zoozeer belemmerd in zijne trilling. Proeven zouden echter moeten uitmaken of deze redeneering steek houdt. Nu de ontlaadstok vervallen is, bestaat uit dat oogpunt geen bezwaar tegen eventueel noodige verlenging van de bajonethaft voor de stevigheid. A. Meyroos. Kap it ie n der Infanterie. 135 SCHOT BIJ HET SCHIETEN MET DE BAJONET OP HET GEWEER.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 47