hooging niet in de richting van de zielas, maar in de richting van
den trek vooruitgaat en wordt K dus ontbonden in twee krachten:
K cos. a, waardoor de verhooging vooruitbewogen wordt en K sin. a,
waarmede de verhooging tegen den schietflank wordt aangedrukt.
Deze kracht roept dientengevolge een wrijvingsweerstand in het
leven, die tegengesteld is aan de bewegingsrichting. Wanneer nu y
de wrijvingscoëfficient aanduidt tusschen het manteimateriaal en het
loopmetaal, dan zal de grootte van den wrijvingsweerstand bedragen
yK sin a.
De resultante van de beide krachten in en tegengesteld aan de
richting van den trek zal dan zijn K' K cos. a y K sin a K
(cos a y sin a).
De kracht K' werkt echter niet in de richting van de zielas, maar
in die van den trek. Om nu te bepalen, hoe groot de kracht is,
waarmede het projectiel in de richting van de zielas voortgedrongen
wordt, moeten wij K' weer ontbinden in de twee componenten
P en Q, waarvan dan:
P K' cos a K (cos a y sin a) (cos a) K (cos2 a y sin
a cos a) K (cos2 a My sin 2a) en
Q K'sin a K (cos a y sin a) (sin a) K (sin a cos a y
sin2 a) K (M sin 2a y sin2 a).
P is de kracht, waarmede de rechtlijnig voorwaartsche beweging
teweeggebracht wordt, Q de kracht, die tangentieel op den omtrek
van het projectiel werkt en de rotatiebeweging bewerkstelligt.
Het krachtsverlies in de richting van de zielas is derhalve KP
K (cos2 a My sin 2a) - K (1 cos2 a Ky sin 2a) -- K (sin2 a
Msin 2a). Dit krachtsverlies is een gevolg van het getrokken zijn
van den loop ,m. a. w. de trekken beletten voor een zeker deel het
projectiel vrij door den loop te snellen.
Hiermede meen ik te hebben kunnen aantoonen, dat de inrichting
van den loop wel degelijk betrekking heeft op de voorwaartsche
beweging in de richting van de zielas door den loop; we zouden
kunnen zeggen, dat de loop den kogel in meerdere of mindere
mate vasthoudt.
Beschouwen we nu de kracht, die bij de ont- en verbranding van
buskruit op den bodem van de huls en zoodoende ook op den
grendel en daarmede op het geweer werkt, dan weten wij, dat hier-
139
„PROEVE EENER VERKLARING VAN DE AFWIJKING VAN HET [Feb. 1914.
SCHOT BIJ HET SCHIETEN MET DE BAJONET OP HET GEWEER."