uit de practijfe. Eenige opmerkingen naar aanleiding nan het nieum uerscfienen „Reglement op de exercitiën der ünfanterie, Deel 1". Wie zich voorstelt in dit opstel boeiende lectuur te vinden, doet beter het niet te lezen, want hij komt bedrogen uit. De aard der stof leent zich daar niet toe. Het voordeel is, dat men het op elk gewild oogenblik ter zijde kan leggen, om, als men er nog lust toe gevoelt, op een ander moment er mee door te gaan. Intusschen behooren de exercitiën zoo'n beetje tot ons dagelijksch brood en reeds daarom zijn zij een bespreking meer dan waard. Het eerste wat ons in het nieuwe reglement opvalt, is, dat het is uitgegeven op last van den Commandant van het Leger, terwijl het oude was uitgegeven op last der Koningin. De afhankelijkheid van het Hollandsche reglement is hiermede opgeheven, en gelukkig, want waar kan men beter in de nooden van het leger voorzien, dan in Indië zelf. Evenais in het oude, vinden we ook in het nieuwe reglement het verbod om op eenige wijze ervan af te wijken, waaraan nog in het laatste een soortgelijke bepaling is toegevoegd als voorkomende in Deel I van het V. V. vóórin. Wat nu het verbod tot afwijking betreft, zij het navolgende opgemerkt. Indien de omschrijving van de uitvoering der verschil lende opstellingen en bewegingen in het reglement zóó duidelijk is, dat verschil van uitleg daaromtrent is uitgesloten, dan is elke afwijking in de uitvoering in strijd met het reglement en het is volkomen begrijpelijk, dat zulks verboden is. Evenwel komen in het reglement enkele omschrijvingen in de uitvoering van bewegingen en opstellingen voor, welke ruimte laten voor verschil van meening, en waar dit het geval is, zal A zulk een beweging anders doen uitvoeren dan B, en zal stellig één van beiden handelen in afwijking van het reglement en daarmede het verbod overtreden hebben, alhoewel dit volstrekt niet in zijne bedoeling lag. 147

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 59