H Mijne brochure in het „Marineblad." g In de vijfde aflevering van het Marineblad jaargang 1913-1914 werden door de Redactie van dat blad eenige beschouwingen ge geven betreffende mijne brochure: „Het rapport van de Staatscom missie voor de verdediging van Nederlandsch-Indië." Deze beschouwingen zouden bij oppervlakkige lezing aangaande enkele belangrijke punten een geheel onjuister indruk kunnen ves tigen, waarom ik mij genoopt voel daarover het een en andei in het midden te brengen. In de eerste plaats zegt de Redactie omtrent mijn voorstel om de vloot in Indië te doen bestaan uit 4 Dreadnoughts, waarvan in vredestijd één steeds in dienst opgelegd zal zijn, het volgende: „Het in reserve zijnde schip wil schrijver in oorlogstijd bemannen, „en het is merkwaardig na te gaan op welke wijze dit zou moeten „geschieden. Die bemanning moet bestaan uit: „le. De bemanning van een gedeelte der flottielje- en opnemings- „vaartuigen. „2e. Gepensionneerde en gewezen zeeofficieren, op Java aaawezig. „3e. Door personeel van een op Java in 't leven te roepen „Marine-reserve. „4e. Door een aantal zich met groot verlof in Indië bevindende „personen der zeemilitie. „De bemanning van vele schepen van Rodjestvenski s eskade: „zou, vergeleken bij deze samengeraapte, totaal ongeoefende equipage ",als een élite-bemanning beschouwd kunnen worden!" De Redactie wil het dus doen voorkomen, alsof ik de bemanning voor het in vredestijd opgelegde en bij mobilisatie geheel te be mannen schip, uitsluitend zou willen trekken uit de 4 genoemde categorieën. Integendeel werd echter door mij gerekend op het in vredestijd aanwezig en onmiddellijk beschikbaar zijn van het grootste deel der benoodigde bemanning; het moet der Redactie toch wel opgevallen zijn, dat de 125 Europeesche schepelingen, welke ik mij 94 ci

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 6