Feb. 1914.] Overzicht van eeniqe Tijdschriften.
S. betreurt dit, omdat er voor de cavalerie toch al zoo zelden
gelegenheid bestaat zich in het brigade-verband te oefenen.
In den jaargang 1912 van „deMil. Spectator" schreef de kap. intendant
L. J. H. Heyman een verhandeling over „De invloed van de automobiel
op de legerverpleging". Als vervolg op die studie geeft dezelfde
schrijver thans een artikel over de „Verpleging van het veldleger".
Na eenige inleidende beschouwingen over het magazijns-vorde-
ringsstelsel bespreekt S. de factoren, welke tot de tegenwoordig
algemeen geldende beginselen van legerverpleging hebben geleid.
Vervolgens worden de verplegingsvoorschriften van Frankrijk,
Engeland, Zweden, Italië, België en Duitschland in hun hoofdtrek
ken getoetst aan de nieuwe beginselen.
„Het handgemeen een legende Hoe maakt men het moreel van den
„troep rijp voor het handgemeen?" Welk een dankbaar onderwerp,
dat de luitenant der cavalerie Baron van Lawick hier behandelt.
Dankbaar, omdat alle oorlogen uit den laatsten tijd, de vraag door
S. gesteld, weer naar voren bracht.
S. zou geen luitenant der cavalerie zijn, indien hij het eerste
gedeelte der vraag niet ontkennend beantwoordde. Maar wel lezen
wij toch in zijn beschouwingen de volgende woorden: „Zij, die
gelooven aan het handgemeen, „ontkennen niet, dat het uitzonde
ring is, en dat het meestal niet zoover komt".
Naar onze meening gingen zoowel zij, die het handgemeen
erkenden, als zij die het ontkenden, vaak te ver en zijn uitspraken
als „men schiet een vijand niet uit zijn stelling" en „weg met den
stormaanval, die is niet meer van onzen tijd," beide verkeerd.
Verder vallen nog te vermelden: het vervolgartikel „Een en ander
over zoeklichten in den landoorlog" door kap. van Dooden;
„Reserve kapiteins", door C. C. de Gelder, en „Klanken uit het
„verledene."
N.
168