Veestapel en Vleeschvoeding op Java en Madoera. [Mrt. 1914.
Gewesten.
Runderen.
Buffels.
Totaal.
Besoeki.
45.955
4.260
50.215
6.276.875
1.119.000
5.60
Banjoemas.
13.128
8.979
22.107
2.763.375
1.593.000
1.75
Kedoe.
35.178
20.704
55.882
6.985.250
1.349.000
5.20
Djokjakarta
15.381
14.001
29.382
3.672.750
1.775.000
2.10
Soerakarta.
19.314
21.871
41.185
5.148.125
2.437.000
2.10
Madioen.
18.355
11.907
30.262
3.782.760
2.022.000
1.90
Kediri.
23.358
19.650
43.008
5.376.000
972.000
5.50
Madoera.
22.330
404
22.734
2.841.750
1.493.000
2.
Totalen.
394.961
263.523
658.484
82.310.500
30.070.000
en gemiddeld voor geheel Java en Madoera 2.75 K.G.
De aanbestedingsvoorwaarden van het Departement van Oorlog
eischten als minimun levend gewicht voor runderen 175 K G voor
buffels 200. K. G.
Als slachtopbrengst kan worden aangenomen 150 katti's—van 90
tot 100 K. G.—voor runderen; 200 katti's =125 K. G. voor buffels.
Het mag bekend verondersteld worden, dat de Javaansche karbouw
klein is in vergelijking met dien elders in den Indischen archipel.
De schofthoogte in Midden Java is zelden meer dan 1.20 M., terwijl
in Palembang b. v. deze van 1.38 tot 1.40 M., bedraagt. In ver
gelijking met de Javaansche karbouw zijn de laatste dan ook
prachtexemplaren. Alleen langs de Zuidkust van Bantam en van
de Preanger Regentschappen, waar nog weinig bebouwde streken
voorkomen, treft men grootere dieren aan.
Leon Veetoestanden op Madoera geeft op 80 a 100 K. G.
slachtgewicht voor slachtstieren.
195
Verbruikt
vleesch in K.G.
Als gemiddeld
slachtgewicht
aangenomen
125 K. G.
Bevolkings
sterkte vol
gens telling
1905.
Zoodat het verbruik
van Rundvleesch p.
hoofd der bevolking en
per jaar bedraagt K.G. j