Veestapel en Vleeschvoeding op Java en Madoera. [Mrt. 1914.
Hieruit blijkt wel, dat de vleeschvooziening niet zoo eenvoudig
zal zijn, als men dat wel eens heeft geloofd. Integendeel mag
worden aangenomen dat, als het veldleger ageert zonder behoorlijken
vee- of vleeschvoorraad In den rug, die naar behoefte per trein kan
worden opgevoerd, er van de vleeschvoorziening niet veel terecht
komt.
Natuurlijk zal het wel mogelijk blijken om voor enkele dagen te
leven van wat de naaste omtrek aan vee oplevert. Doch die enkele
dagen moeten niet tot enkele weken aangroeiendan zal dat een
voudig ni.et gaan, zelfs al willen we nog zoo goed betalen.
Er zal dus steeds gerekend moeten worden op een veevoorraad
in den rug der ageerende troepen. Bij een manoeuvre of oefening
zou eens zijn aangenomen, dat, om den vijand te bemoeielijken, „de
hand gelegd was" op den veestapel der residentie Batavia. Bedoeld
zal wel zijn, dat het vee dier residentie in de Preanger Regentschap
pen in veiligheid voor den vijand was gebracht, waar het dan voor
ons leger tevens een onuitputtelijken voorraad zou vormen.
Maar hoe stelt men zich toch zoo iets voor; wie moeten die 300.000
runderen en karbouwen naar de hoogvlakte van Bandoeng voeren.
De bevolking zelve op hoog bevel?
Het leger zal wel niet de noodige troepen, om aan dat bevel
kracht bij te zetten, kunnen missen, en nog veel minder personeel
kunnen afstaan om zelf die taak ter hand te nemen. Maar zelfs als de
bevolking allergehoorzaamst het bevel opvolgde en al haar vee naar
Bandoeng bracht, dan zou het slechts zijn om het daar van honger
te zien omkomen.
Want reeds in vredestijd kost het de allergrootste moeite om daar
voor een paar honderd legerpaarden het noodige gras te bekomen.
Als er dus sprake is van het aanhouden van veevoorraad in den
rug van het leger, dan kan dit toch maar steeds een vrij beperkte
voorraad zijn, die geleidelijk wordt aangevuld van uit naburige resi
denties, die in normale tijden een surplus leveren.
We zullen dan nog maar aannemen, dat we over voldoende
transportmiddelen kunnen beschikken; per 10 beesten is een goederen
wagen noodig. En mede over voldoende wagens om het slachtvee
aan de ageerende troepen op te zenden.
Het zal dus een groot voordeel geacht moeten worden, dat
we op de Bandoengsche hoogvlakte beschikken over een conserven-
207