De Militair-Politieke toestand van Japan in 1913. [Mrt. 1914. Zoowel het een als het ander veroorzaakte met name op het mi nisterie van oorlog, waar men toch al niet erg tot medewerking met een Satsuma-man als Yamamoto geneigd is, veel wrijving, welke zich o. a. uitte in het vertrek van den vice-minister, Luitenant-Gene raal Oka, die op verzoek van zijne betrekking ontheven werd en daarna het bevel over de 3de divisie aanvaardde. Hij werd opgevolgd door den Generaal-Majoor Hongo, tot dusverre werkzaam bij de inspectie over de militaire opleiding. Het zou daarbij niet blijven. Eenigen tijd later, den 24sten Juni, trad Generaal Kigoshi af als mi nister van oorlog, naar algemeen aangenomen werd, omdat hij zich niet bestand gevoelde tegen het verzet in zijn eigen ministerie en in den generalen staf tegen de bezuinigingen op miliiair gebied, waar toe hij zich tegenover den minister-president verbonden had. Deze liet zich echter niet van de wijs brengen, doch wist onmiddellijk de be noeming van den Luitenant-Generaal Kusunose tot Kigoshi 's opvolger te bewerken. Daar de nieuwe titularis niet tot den Choshu-, doch tot den Tosa-clan behoort, was dit een duidelijk teeken, dat Yamamoto niet van zins was zich naar de wenschen der Choshuclique te schikken. Het bleek al spoedig, dat Generaal Kusunose, hoewel eveneens een voorstander van uitbreiding van de landmacht in overeenstem ming met het programma van Yamamoto, rekening hield met den algemeenen financieelen toestand van het rijk. Met het bezuinigen op de militaire organisatie werd doorgegaan, waarbij echter zorgvul dig vermeden werd schade te doen aan de eigenlijke slagvaar digheid van het leger. Wel ontbrak het niet aan verzet en kon ook Generaal Kusunose niet steeds tegen den stroom oproeien, zooals o. a. bleek uit het samenstellen en door den druk ver spreiden van een hoogst eenzijdig verslag over de gebeurtenissen te Nanking en een paar andere incidenten tusschen Japanners en Chineezen door het ministerie van oorlog, buiten den minister president om J1), maar langzamerhand begreep de militaire partij, malige bepalingen de nieuwe minister van oorlog gekozen moest worden, het met Uyehara eens waren en dus hetzelfde zouden eischen. Iets der gelijks verlangde de Seiyukai in de toekomst te voorkomen. 1) Het bleef niet bij dergelijke pogingen om de openbare meening ten gunste van legeruitbreiding te bekeeren Zelfs ontzag de Choshu-clique zich niet om door hare agenten in het binnenland te doen rondstrooien, dat uitbreiding tot 25 divisiën een lievelingsdenkbeeld van den vorigen Keizer geweest was en dat dus zijn opvolger uit eerbied voor de nage dachtenis zijns vaders tot uitvoering verplicht was. Echter tevergeefs. 235

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 53