Mrt. 1914.] De Militair-Politieke toestand van Japan in 1913.
dat zij beter deed met zich naar de openbare meening te
schikken om het leger niet al te impopulair te maken en dus ge
noegen te nemen met Yamainoto's belofte om den eersten termijn
tot oprichting van de 2 verlangde divisiën op de begrooting voor
1915 '16 te brengen. Het is een feit, dat de Choshu-clan, welke
hoofdzakelijk het leger beheerscht, veel aan invloed en aanzien ver
loren heeft. Zijne poging om de legeruitbreiding trots alle finan-
ciëele bezwaren door te drijven, waardoor de bekende kabinetscrisis
van December 1912 ontstond, heeft hem veel kwaad gedaan en
natuurlijk hebben zijn mededinger in het rijksbestuur, de Satsuma-
clan, en zijne politieke tegenpartij, de Seiyukai, daarvan ten eigen
voordeel een dankbaar gebruik gemaakt. Bovendien is Prins Yama-
gata, het feitelijke hoofd der Choshu-clique, ten gevolge van zijn
hoogen ouderdom en zijne slechte gezondheid op den achtergrond
geraakt, al bekleedt hij nog de zeer invloedrijke betrekking van
voorzitter van den staatsraad, terwijl Prins Katsura, die trouwens
na zijne nederlaag in Februari nooit meer dezelfde was als vroeger,
in October d.a.v. overleed.
Satsuma-clan en Seiyukai gaan thans samen, hetgeen op militair
gebied de vloot ten goede komt. De Seiyukai, die den steun van
Japan's financiëele en industriëele wereld heeft, zal zich niet tegen
vlootuitbreiding verzetten zeer naar den zin der Satsuma-clique,
die zijne leden hoofdzakelijk onder de officieren der zeemacht heeft.
Een en ander komt duidelijk aap het licht, wanneer men nagaat,
welke bestemming de regeering gaf aan de opbrengst van de bezui
nigingen in den loop van 1913 tot stand gebracht.
Reeds den lsten Juli, alzoo drie maanden na het begin van het be-
grootingsjaar, werden tal van bezuinigingen op de loopende begrooting
van uitgaven bekend gemaakt. De oorlogsbegrooting werd van
78155403 (gewoon) en 19212959 (buitengewoon) tot 75688341 en
13633215 yen teruggebracht, de marinebegrooting van 96596690 tot
91595218 yen. Ook de uitgaven van de andere ministeriën werden
zeer besnoeid, waartoe o. a. de uitvoering van reeds toegestane open
bare werken uitgesteld werd. Op die wijze verkreeg de regeering
een overschot van ong. 38500000 yen. Voorts bracht zij ten voor-
deele van de schatkist het overschot van het z. g. oorlogsfonds, d. i.
1) Op hare vergadering van 19 Jan. 1913 nam de Seiyukai in haar par
tijprogramma den eisch op, dat Japans krijgswezen zoodanig georgani
seerd zijn moet, dat het rijk de eerste plaats in den Stillen Oceaan inneemt.
236