Uit de practijk.
[Mrt. 1914.
gevolge van den vorm van de kling van onze bajonet, die afwijkt
van het Nederlandsche Leger, de bajonet op twee manieren in de
scheede kan worden gestoken.
De laatste 3 regels van punt 68 (vóór de opmn.) vergen iets
reglementair onmogelijks; immers, het is niet mogelijk zich naar rechts
of links te richten en zich tegelijkertijd op zijn voorman te dekken;
men kan niet tegelijkertijd op zijde en naar voren zien! Zou de
richting niet achterwege kunnen blijven en alle manschappen uit
het achterste gelid kunnen doen als hun ge op den vleugel, waar
heen gericht wordt?
Wat het u.c° van punt 81 aangaat, geldt ook hier hetzelfde wat
hiervoren gezegd is ten opzichte van punt 47.
De uitvoering van punt81 is niet juist omschreven. Daar staat: Allen
maken rechts (links) uit de flank halt als in het Eerste onderdeel,"
d.w.z. dat allen rechts uit de flank halt maken, óf dat allen links
uit de flank halt maken; en dat is de bedoeling niet, want de beide
linker gelederen van de met vieren uit de flank marcheerende klasse
moeten links-, de beide rechter gelederen rechts uit de flank halt
maken. Een omschrijving als in pt. 82 zou duidelijker zijn.
De 4e alinea van punt 89 luidt: „In de opstelling uit de flank
met vieren, leggen zich de binnenrijen neder, als bij de opstelling
uit de flank met tweeën". Wanneer dit gebeurt als voorgeschreven,
komen de beide voorste manschappen van de binnenrijen geheel
naar buiten te liggen, want volgens de voorgaande alinea legt zich
het voorste rot, (en dat zijn die beide voorste manschappen der
binnenrijen) zich zooveel buitenwaarts van de gs. als noodig is om
dezen niet aan te raken; maar bij de met vieren uit de flank opge
stelde klasse bevinden zich die gs. vóór de buitenrijen, dus komt het
voorste rot, om buitenwaarts van de gs. te blijven, vrijwel dwars
te liggen en met hen alle overige manschappen ingevolge 2e en 3e
alinea van 89.
De bedoeling is natuurlijk dat het voorste rot zich, evenals de
gs, recht voorover neerlegt en dat elk der rotten van de binnenrijen
zich ten opzichte van het daarvoor zijnde rot neerlegt als voorge
schreven voor het voorste rot in de opstelling met tweeën ten
opzichte van de gs; (zie de voorgaande alinea;) en voorts de
buitenrijen evenwijdig aan de manschappen der binnenrij van hun
gelid, met uitzondering van de manschappen ter weerszijden
247
J. M. T. 1914. 17.